Title: Drie blyspelen
Author: Pieter Langendijk
Release date: April 23, 2024 [eBook #73449]
Language: Dutch
Original publication: Schiedam: H. A. M. Roelants
Credits: Branko Collin and the Online Distributed Proofreading Team at https://www.pgdp.net (This file was produced from images generously made available by The Internet Archive)
DRIE BLYSPELEN
VAN
PIETER LANGENDYK.
SCHIEDAM,
H. A. M. ROELANTS.
Bladz. | |
DON QUICHOT OP DE BRUILOFT VAN KAMACHO | 3 |
PAPIRIUS, OF HET OPROER DER VROUWEN BINNEN ROMEN | 59 |
DE WISKUNSTENAARS, OF ’T GEVLUCHTE JUFFERTJE | 85 |
’t Algemeen verval onzer Letteren in het laatst der zeventiende en in het begin der achttiende eeuw was ook op het tooneel duidelijk waarneembaar. Reeds het nietig gehaspel der Nil-Arduanen met hun tegenstanders toont, hoe weinig de Letterkunde nog kon voortbrengen. Een man als Thomas Asselyn werd nagewezen omdat hij oorspronkelijk durfde zijn. En hoe veel hooger staat hij dan de peuterige clubmannen.
Slechts Pieter Langendyk is in het begin der achttiende eeuw een lichtpunt, dat, al is zijn lichtgevende kracht ook niet heel groot, toch meehelpt om de duisternis een weinig dragelijk te maken. Langendyk geeft, wat hij heeft, doet, wat hij kan, is daardoor natuurlijk en verwekt dientengevolge onze sympathie. Daarbij bezit hij een andere eigenschap, die hem boven vele andere kluchtspeldichters plaatst. Mag hij zich al eens platte uitdrukkingen veroorloven, gebruikt hij misschien wel eens woorden, die ons wat los toeschijnen, vies is hij nooit en nog minder is hij er op uit om onkieschheden uit te rafelen.
Op zich zelve is die voor ons vrij negatieve eigenschap een groote loftuiting, te meer wanneer wij letten op ’s mans afkomst en opvoeding. Zijn vader toch was een metselaar en Langendyk zelf was zijn leven lang niet veel meer dan een begaafd werkman.
In 1683 te Haarlem geboren, ontving hij niet veel onderricht, daar zijn vader vrij spoedig stierf en zijn moeder niet goed op de zaken wist te passen, zoodat beiden uit hun vroegere welvaart spoedig tot armoede vervielen.
Langendyk, die veel lust in het teekenen had, moest voor zich en zijn moeder den kost verdienen. Dat gelukte hem als teekenaar van een damastweverij in Amsterdam, waarvan hij vrij goed kon bestaan. Wellicht zou hij nog tot welvaart zijn gekomen, als zijn moeder wat beter had gezorgd voor het huishouden. Toen hij in 1722 naar Haarlem verhuisde en daar veel werk kreeg van damastweverijen bracht dit hem niet verder. Zelfs de dood zijner moeder bracht geen uitredding, want de man trad in het huwelijk en was zoo ongelukkig iemand te trouwen, die nog minder zuinig was en hem bovendien nog het leven vergalde door haar slecht humeur. Slechts twaalf jaar moest hij haar dulden. Toen stierf zij, maar Langendyk, die zelf waarschijnlijk ook niet veel zuinigheid van zijn moeder zal geleerd hebben, werd niet welvarender. Gelukkig werd hij op andere wijze geholpen, doordat de regeering der stad Haarlem hem met den titel van Stads-historieschryver een jaarlijksch traktement bezorgde en een onderkomen in het Proveniershuis.
Daar stierf hij in 1756.
Reeds vroeg had Langendyk zijn liefde voor de kunst aan den dag gelegd, behalve door teekenen ook nog door het dichten van blijspelen en andere gedichten. Deze laatste hebben evenwel weinig waarde.
Op zeventienjarigen leeftijd reeds, schreef hij den Don Quichot, dat door andere stukken gevolgd werd o. a. door zijn levendig blijspel: „Het wederzijdsch Huwelijksbedrog” (Panth. 68). In 1715 verscheen behalve „de Wiskunstenaars” ook nog „Krelis Louwen” (Panth. 5). Gedurende den tijd, dat de windhandel in Europa een groote vlucht nam en ook hier werd gedreven, schreef Langendyk een paar stukken naar aanleiding daarvan, nl. den „Arlequyn Actionist” en de „Windhandelaars” (Panth. 5). Na langen tijd rust verschenen eerst zijn „Xantippe” (Panth. 41) en vervolgens zijn „Papirius of het oproer der Vrouwen binnen Romen”. De rij zijner blijspelen werd gesloten door het beste, het fijnste stuk, getiteld, „Spiegel der Vaderlandsche Kooplieden”.
Blyspel.
UEd. Dienstbereide Dienaer en Vriend
P. LANGENDYK.
Zie hier den vierden druk van dit Blyspel, hetwelk, buiten myne verwachting, vrygelukkig op het tooneel, tot nog toe, geweest is. De aanmerkingen die verscheidene Liefhebbers der tooneelpoëzye op het zelve gemaakt hebben, en de misslagen die ik daar zelf in bespeurde, na dat ik wat meer kennis van de schikking, die in een spel vereischt wordt, kreeg, hebben my lust gegeeven om het hier en daar te beschaaven. Voornamelyk heb ik getracht om het van de gaapende tooneelen te zuiveren, door het tussenvoegen van korte uitkomsten. Ook heb ik eenige naamen veranderd van de Boeren, hen Spaansche gegeeven, in plaats van Duitsche. Wat den naam van Meester Jochem de Rymer betreft, die had ook kunnen veranderd worden: maar gemerkt die Joachim, in alle Landen gemeen is, heb ik die zo gelaaten. Sommigen hebben my berispt, dat ik er een Waal in breng als kok, en hem derhalve in Spanje (daar het spel speelt) Walsch doe spreeken: maar my dunkt (onder verbetering) dat zulks een slechte critique is: want als men een Waal door zyn taal niet mag doen spreeken, mag men de andere Personaadjen ook geen Duits laaten spreeken; hieruit zou volgen, dat men alle stukken zoude moeten verwerpen van ons Tooneel die in andere Landen speelen, indien men verstaan wilde weezen. Van de zelfde natuur is de aanmerking, die ik over de taal van myn Boeren gehoord heb. Een Boer is immers een Boer? en spreekt als een Boer? hetzy hy in Spanje of hier in Holland in de Veenen woont? Sanche Panche is volgens den Roman van Savedra daar dit spel uitgetrokken is, een Boer, die door Don Quichot uit zyn Dorp mede getroond is, om zyne dolle avontuuren te zoeken: derhalve moet hy als een Boer spreeken. Maar al genoeg daar van. Die zonauw wil ziften banne vry alle Tooneelstukken die in dit Land niet speelen van ’t Tooneel, hy zal werk vinden. De allerheerlykste Treurspelen zal hy moeten verwerpen. Andromaché zal Trojaans, of in hare Slaaverny, Grieks moeten spreeken; Heraklius Latyn enz. Nog is my gevraagd, waar myn Waal zyn[3] deken in het Bosch zo schielyk krygt, om Sanche in te sollen; om deeze luiden te onderrechten laat ik hem deze regels zeggen:
Deze en diergelyke Beuzelachtige aanmerkingen heb ik ligt kunnen veranderen: maar de grondregel van zyn personaadjen in het eerste Bedryf te doen kennen, is van meerder gewicht: daarom heb ik een groot Tooneel op nieuw gerymd, en vooraan gebracht, om het Karakter van Don Quichot te doen kennen, aan luiden die den Roman nooit geleezen hebben. Ook geef ik aan Quiteria een vertrouwde, omdat het wanschikk’lyk is eene Juffer alleen in het Bosch te laaten wandelen. Ik zal afkorten, de liefhebbers der Tooneelpoëzye zullen de veranderingen genoeg bespeuren die ik hier en daar gemaakt heb, zy zullen zonder twyffel nog genoeg aanmerkingen op het Spel hebben; maar ik meen’er voortaan niets in te veranderen.
Ik zie’er zelf nog dingen in, die veranderd mochten worden; maar door dien het Spel zo menigmaal vertoond is, heb ik’er eer iets willen in brengen als uitlaaten, om luiden van minder kennis in dat slag van Dichtkunst te gemoed te komen. Het ieder van pas te maaken, is onmogelyk.
Vaarwel.
P. L.
Het tooneel verbeeldt een Bosch, by een Dorp in Mancha. ’t Spel begint ’s morgens, en eindigt na den middag.
Bazilius, Valasko.
Kamacho, Leontius. Bazilius en Valasko, ter zijde.
Leontius, Kamacho, Quiteria, Laura, Bazilius en Valasko, ter zyde.
Bazilius, Quiteria, Laura.
Don Quichot te paerd, Sanche op een ezel, schielyk uit.
Don Quichot, Sanche, Kamacho, met een veer op zyn boeremuts.
Don Quichot, Sanche, Kamacho, Vetlasoepe.
Don Quichot, Sanche, Kamacho.
Vetlasoepe met eenige boeren, Kamacho, Don Quichot, Sanche.
Bazilius, Valasko, Vetlasoepe, boeren, Don Quichot, Sanche.
Bazilius, Kamacho.
Bazilius, alleen.
Bazilius, Quiteria, Laura.
Einde van het eerste Bedryf.
Kamacho, tegen iemant van binnen.
Meester Jochem, Kamacho.
Don Quichot, Sanche, Jochem.
Don Quichot, Sanche, Kamacho.
Kamacho alleen.
Bazilius, Kamacho.
Bazilius, alleen.
Bazilius, Quiteria.
Bazilius, Quiteria. Leontius, Pastoor, beluisteren hen ter zyde.
Leontius, Quiteria, Pastoor.
Kamacho, Leontius, Pastoor, Quiteria.
Einde van het tweede Bedryf.
Sanche, alleen.
Vetlasoepe, Sanche.
Don Quichot, Sanche, Vetlasoepe.
Eenige Koks met pollepels. Bazilius, Valasko, Don Quichot, Sanche, Vetlasoepe.
Bazilius, Valasko, Don Quichot, Sanche.
Kamacho, Bazilius, Don Quichot, Valasko, Sanche.
Kamacho, drie Boeren.
Kamacho, Vetlasoepe, bruiloftsvolk met een kroon; dansers, muzikanten, Sanche.
Sanche alleen.
Sanche, Vetlasoepe, en bruiloftsvolk met de tafel.
Vetlasoepe, Kamacho, Leontius, Quiteria, Sanche, bruiloftsvolk, zangers, en dansers.
Kamacho, Leontius, Quiteria, bruiloftsvolk en dansers, de koks brengen alles ondertussen aan.
Kamacho, Quiteria, Leontius, Pastoor, Vetlasoepe, bruiloftsvolk, Sanche, Boer en Boerin, Kamacho, en Leontius, neemen elk een roemer wyn.
Bazilius, in ’t zwart, met een pook onder zijn’ mantel, Valasko, Don Quichot, Meester Jochem, gevolg van Edellieden, Kamacho, en de rest van ’t voorgaande Tooneel.
Pastoor, Bazilius.
Einde van ’t derde en laatste Bedryf.
Het Tooneel verbeeldt in ’t Eerste en Tweede Bedryf een groote straat. En in het Derde Bedryf de Raadkamer in ’t Kapitool.
De geschiedenis gebeurd binnen Romen, beginnende ’s morgens, en eindigende tegen den avond.
Verbeeld een Straat. Kalfurnia, Papirius.
Metellus, Kalfurnia, Papirius.
Kalfurnia, Papirius.
Albinus, met drie Romeinsche Heeren, Kalfurnia, Papirius.
Kalfurnia alleen.
Einde van het eerste Bedryf.
Verbeeld een straat. Kalfurnia, Lavinia, en twee Romeinsche Vrouwen.
Rebella, Tumulta, Furia, (Mopsus, Davus, Lapsus, gevangen) verschynen met een groot gevolg gemeene wyven, alle gewapend met pieken en stokken op het tooneel. Zy gaan het zelve tweemaal rond, in de volgende order:
1 Vier muzikanten speelende op blaas instrumenten.
2 Rebella met een geele pot, in plaats van een helm, op het hoofd: met een witte sjerp over de eene schouder hangende, een zwaerd op zyde, en een veldheers staf in de hand hebbende.
3 Vier wyven met papieren mutsen, op de wijze der granadiers, met pieken in de hand.
4 Een wyf of kaerel in vrouwen gewaad, slaande op de trommel.
5 Eenige gemeene wyven, twee aan twee, op allerlei wyze gewapend en gekleed.
6 Een wyf, dat het vaandel draagt.
7 Verder eenige wyven, paar aan paar; hebbende al de wyven een stok op zyde hangen.
8 Tumulta met een roode pot op het hoofd, en een piekje in de hand.
Albinus en gevolg, Rebella, Tumulta, Furia, en ’t leger.
Tumulta, Rebella, Furia, het leger.
Kalfurnia, Lavinia, twee Raadsheers vrouwen, Rebella, Tumulta, Furia, en de voorgaande vrouwen.
Einde van het tweede Bedryf.
Verbeeldt de Raadzaal van ’t Kapitool.
Metellus, Flaminius, en de Roomsche raaden.
Metellus, Flaminius, de Roomsche raaden, Albinus, Papirius.
Kalfurnia, Lavinia, twee Raadsheers Vrouwen, Rebella, Tumulta, Papirius, Albinus, Metellus, Flaminius, De Roomsche raaden.
De Bode, de Lyfwachten, Metellus, Flaminius, de Raadsheeren, Kalfurnia, Lavinia, de Raadsheers Vrouwen, Rebella, Tumulta, Papirius, Albinus.
Metellus, Flaminius, de Raadsheeren, Kalfurnia, Lavinia, de Raadsheers Vrouwen, Papirius, Albinus.
Einde van het derde en laatste Bedryf.
Terwyl ik de eer hebbe, myn Heer,
My te noemen
UE. Ds. Dienaar en Vrind
Pr. LANGENDYK.
Het tooneel verbeeldt eene kamer, in een herberg te Loene; de Geschiedenis gebeurt laat in den Avond.
Griet, Filipyn.
Eelhart, Filipyn.
Waard, Filipyn, Eelhart.
Eelhart, Filipyn.
Filipyn, Eelhart, Fop, Tys.
Eelhart, Filipyn, Izabel, en Katryn, beide in mans gewaad.
Raasbollius, Anzelmus, Eelhart, Filipyn, Izabel, en Katryn op ’t bed.
Urinaal, Filipyn, Eelhart, Anzelmus, Raasbollius. Izabel, Katryn op ’t bed.
Anzelmus, Eelhart, Filipyn. Izabel, en Katryn op ’t bed.
Eelhart, Izabel, Katryn, Filipyn.
Waard, Eelhart, Filipyn. Izabel en Katryn op ’t bed.
Waard, Filipyn.
Waard, Fop, Tys, Filipyn.
Fop, Tys.
Eelhart, Fop, Tys.
Waard, Filipyn, Fop, Tys, Eelhart.
Urinaal, Raasbollius, Anzelmus, Eelhart, Filipyn, Waard.
Eelhart, Filipyn, Waard. Raasbollius op ’t bed.
Eelhart, Filipyn. Raasbollius op ’t bed.
Izabel, Katryn, Eelhart, Filipyn. Raasbollius op ’t bed.
Raasbollius, Eelhart, Filipyn.
Filipyn, Eelhart.
Izabel, Eelhart, Filipyn, Katryn.
Tys, Fop, Filipyn, Eelhart, Izabel, Katryn.
Waard, Urinaal, Raasbollius in zyn onderkleêren, Tys, Fop, Filipyn, Eelhart, Izabel, Katryn.
Waard, Urinaal in zyn onderkleêren, Raasbollius, Tys, Fop, Filipyn, Eelhart, Izabel, Katryn, Anzelmus, Griet met licht.