The Project Gutenberg EBook of Abraham Lincoln geschetst in zijn leven en
daden, by George Washington Bacon

This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
almost no restrictions whatsoever.  You may copy it, give it away or
re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.org


Title: Abraham Lincoln geschetst in zijn leven en daden

Author: George Washington Bacon

Release Date: May 26, 2014 [EBook #45767]

Language: Dutch

Character set encoding: ISO-8859-1

*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK ABRAHAM LINCOLN GESCHETST IN ***




Produced by The Online Distributed Proofreading Team at
http://www.pgdp.net (This file was produced from images
generously made available by The Internet Archive/American
Libraries.)






Opmerkingen van de bewerker

De tekst in dit bestand wordt weergegeven in de originele, verouderde spelling. Er is geen poging gedaan de tekst te moderniseren.

Afgebroken woorden aan het einde van de regel zijn stilzwijgend hersteld.
Voetnoten zijn hernummerd en verplaatst naar het eind van het hoofdstuk.

Overduidelijke druk- en spelfouten in het origineel zijn gecorrigeerd; deze zijn voorzien van een dunne oranje stippellijn, waarbij de Brontekst via een zwevende pop-up beschikbaar is.
Variaties in spelling (met/zonder accent, met/zonder koppelteken, met/zonder extra spatie) zijn behouden.

Een overzicht van de aangebrachte correcties is te vinden aan het eind van dit bestand.

 

ABRAHAM LINCOLN

GESCHETST


IN ZIJN LEVEN EN DADEN.

NAAR HET ENGELSCH

VAN

G. W. BACON

AMSTERDAM,
JAN LEENDERTZ.
1865.

 


 

VOORWOORD.

Weinige jaren geleden werd er in geheel Europa bijna niemand gevonden, die den naam kende van Abraham Lincoln. En nu—Abraham Lincoln is de naam, die op aller lippen zweeft,—Abraham Lincoln is de naam, die in het hart leeft van ieder, die eerbied heeft voor het goede en edele en wien het diep smart, dat een waarlijk groot man aan de menschheid ontrukt wordt.

Wij hebben deze levensgeschiedenis met hooge ingenomenheid in onze taal overgebragt; wij hopen, dat onze arbeid niet zonder vrucht zij: dat hij der jeugd aantoone tot welk eene hoogte men door trouw en ijver in zijnen arbeid stijgen kan; en dat hij iederen burger opwekte tot liefde voor het land, waar zijne vaderen ook eenmaal voor de vrijheid hebben gestreden.

Mogt deze levensgeschiedenis eene geringe hulde zijn aan de persoon en aan de daden van Abraham Lincoln!

 


 

HOOFDSTUK I.


De voorouders van Lincoln.—Zijne geboorte.—Zijne ouders.—Verandering van woonplaats.—Dood zijner moeder.—Zijn leeslust.—Hij wordt praamschipper.—Vertrek naar Illinois.—Hij staat bekend als „de brave Bram”.—Hij neemt als vrijwilliger dienst.


Abraham Lincoln werd op den 12den Februarij 1809 in geringe omstandigheden geboren, en wel in dat gedeelte van het graafschap Hardin, in den staat Kentucky, hetwelk later met het graafschap Larue vereenigd is. Even als dit met Jackson, Clay, Webster en anderen, wier namen eene eervolle plaats in de geschiedrollen van Amerika beslaan, het geval was, werd ook hij in zijne jeugd in den smeltkroes van armoede en ontbering gelouterd—een smeltkroes, waaruit wij als schuim of als goud te voorschijn komen. Thomas Lincoln, zijn vader, en Abraham, zijn grootvader, waren geboren in het graafschap Rockingham, in den staat Virginië, werwaarts hunne voorouders, die vroeger in het graafschap Berks, in den staat Pensylvanië, woonden, verhuisd waren. Het is moeijelijk om het spoor van zijn geslacht verder te volgen. De Lincolns behoorden  oorspronkelijk tot de Kwakers, maar schijnen zich naderhand aan alle gemeenschap met die secte onttrokken te hebben. De grootvader van den man, wiens levensgeschiedenis wij in dit werkje willen mededeelen, Abraham genaamd, had vier broeders: Isaac, Jacob, John en Thomas. Isaac zette zich met der woon neder op eene plaats digt bij de grensscheiding van Virginië, Noord-Carolina en Tennessee, waar zijne afstammelingen thans nog wonen. De nakomelingen van Jacob en John houden zich nog in Virginië op. Thomas verhuisde naar de wildernissen van Kentucky en stierf later in dien staat, waarop zijne afstammelingen nog verder westwaarts, naar Missouri, trokken.

In het jaar 1780 begaf hun broeder Abraham zich met zijn gezin naar Kentucky en zette zich neêr in eene streek lands te midden der eenzame bosschen. Gewapend met het wachtwoord van den pionnier: »Hoop en noeste arbeid”, vatte hij het voornemen op om voor zich eene geschikte en blijvende woonplaats in te rigten te midden der wildernis, die alleen door wilde dieren bewoond en door Indianen bezocht werd. De uitvoering van dit plan ging met belangrijke persoonlijke gevaren gepaard, welke nog grootelijks vermeerderd werden door de eenzaamheid der plaats, die hij tot zijne woning gekozen had. Hij was nog niet lang op zijne nieuwe woonplaats geweest, of hij moest reeds deelen in het lot, dat honderden pionniers in die dagen getroffen heeft. Een bloeddorstige wilde vermoordde hem, terwijl hij op eenigen afstand van zijne hut aan het werk was, en zijn gescalpeerd lijk werd den volgenden morgen door zijn diepbedroefd gezin gevonden.

Dat was een zwaar verlies voor zijne weduwe, die nu met hare drie zonen en twee dochters alleen in de wildernis achter moest blijven. Armoede noodzaakte het gezin om uit elkander te gaan, en alle kinderen, behalve Thomas, namen afscheid van hunne zwaarbeproefde  moeder, om ergens anders een goed heenkomen te zoeken. De tweede zoon verhuisde naar Indiana en de overige naar andere gedeelten van Kentucky. Thomas, de jongste zoon, was ten gevolge van de behoeftige omstandigheden, waarin zijne moeder verkeerde, van der jeugd af een zwervende knaap en groeide zonder opvoeding op. Hij had het in het schrijven zoo ver gebragt, dat hij zijn naam kon zetten. In het jaar 1806, in zijn acht en twintigste jaar, kwam hij eindelijk in Kentucky terug en trouwde met Nancy Hanks, de moeder van het onderwerp dezer levensbeschrijving. Thomas Lincoln en zijne vrouw waren eenvoudige lieden; zij behoorden tot de Baptisten en hadden beiden het voorregt eener goede opvoeding moeten missen. Nogtans wist Thomas de waarde van eene betere opvoeding, dan die hij zelf genoten had, op prijs te stellen, en was niet ontbloot van dien eerbied, welke uit de erkentenis van de meerdere verstandelijke begaafdheden van anderen voortspruit. Hij was bovendien een arbeidzaam, opgeruimd, goedhartig man. Zijne vrouw bezat een goed oordeel, een gezond verstand en eene kinderlijke vroomheid, en was bovendien eene uitstekende hulp voor een boschbewoner van Thomas Lincoln's stempel, en eene moeder, wier vroomheid en liefde een grooten invloed op het lot harer kinderen moeten uitgeoefend hebben. Te regt zegt de dichter:

„Al kiest gij zelf uw levenslot,
Één is er, die 't bestuurt:—'t is God.”

Maar hoe die God zich daartoe van het hart en de hand eener moeder bedient, is in het leven van iederen mensch duidelijk. Van de wijze, waarop eene moeder hare kinderen opvoedt, is hun geheel volgend levenslot vaak afhankelijk.

Drie kinderen waren de vrucht van dit huwelijk—eene dochter, een zoon, die reeds vroeg stierf, en Abraham.  De zuster van Abraham, die ouder was dan hij, bereikte den volwassen leeftijd en trouwde, maar is sedert lang zonder kinderen gestorven, zoodat het onderwerp dezer levensbeschrijving bij zijn dood broeder noch zuster meer had.

Tegelijk met zijne zuster werd Abraham eerst naar school gezonden, toen hij den leeftijd van zeven jaren bereikt had. Maar deze weg tot het verkrijgen van kennis moest door den jongen Lincoln reeds verlaten worden, toen hij er nog maar weinige schreden op gedaan had, daar zijn vader kort daarop naar een anderen staat verhuisde. Thomas Lincoln schijnt tot deze verandering van woonplaats bewogen te zijn door een onverbiddelijken afkeer van de slavernij, welke gruwel hem reeds vroeg tegen de borst stuitte, ofschoon hij zelf door geboorte en afkomst tot het Zuiden behoorde. Eene vroege bekendheid met de onheilen, waarmede de klasse van menschen, waartoe hij behoorde, door den invloed van die »eigenaardige instelling” bedreigd werd, gepaard aan eene onafhankelijkheid van geest, die zich verzette tegen de diepe vernederingen, welke hij als een »arme blanke” zou moeten ondergaan, als hij daar bleef, waar de slavernij in al hare strengheid gehandhaafd werd, dreven hem telkens meer noordwaarts, totdat hij eindelijk in den herfst van 1816 een kooper voor zijne pachthoeve vond en uit den staat Kentucky, waar de slavernij toen nog heerschte, naar het woeste en onbebouwde, maar vrije Indiana verhuisde. Hij werd daarbij vergezeld door zijne vrouw, zijne dochter en zijn zoon, welke laatste nu zeven en een half jaar oud was. Het oord, waarin de rondzwervende pionnier zich nu wilde vestigen, was in het graafschap Spencer, in den staat Indiana.

Zoodra de koop gesloten was, begaf Thomas Lincoln zich alleen naar Indiana, ten einde aldaar eene plaats voor eene nieuwe woning uit te kiezen om er dan later  zijn gezin heen te brengen. Daar hij eenige kennis van het timmeren had, vervaardigde hij eene praam om daarmede de weinige meubelen, die hij bezat, naar den noordelijken oever van de rivier den Ohio over te brengen. De kleine Bram was hem daarbij zoo veel mogelijk behulpzaam. De praam was spoedig gereed; en de pionnier riep nog een laatst vaarwel toe aan zijn Abraham, die op den oever naar hem stond te kijken, en was spoedig uit het gezigt verdwenen. Hij stapte aan wal bij Thompson's Veerhuis, welke plaats het digtst bij de plek lag, waar hij zich met der woon dacht te vestigen. Het district, waarin hij zijne hut wilde bouwen, werd nog slechts door weinige kolonisten bewoond, en het was uiterst moeijelijk om er te komen. Het werd eindelijk zoo erg, dat hij genoodzaakt was om zich door het digtste der bosschen een pad te banen door middel van het omhakken der boomen. Het kostte dan ook verscheidene dagen om een afstand van vijf uren gaans af te leggen. Thomas Lincoln plagt in lateren tijd wel eens te zeggen, dat die reis van Thompson's Veerhuis naar het graafschap Spencer de moeijelijkste taak van zijn moeijelijk leven geweest was.

Nadat de pionnier eene plaats voor zijne nieuwe woning uitgekozen had, keerde hij te voet naar Kentucky terug, terwijl hij de zorg voor zijne goederen aan een zijner nieuwe buren in Indiana opdroeg. De toebereidselen om zijn gezin daarheen over te brengen waren spoedig voltooid, en de landverhuizers ondernamen hunne reis, op drie paarden gezeten, Mrs. Lincoln en hare dochter op het eene, Abraham op het andere, en het hoofd des gezins op het derde.

Na eene vervelende reis van zeven dagen door streken, die bijna nog niet bewoond waren, terwijl de aarde hun des nachts voor bed, de hemel voor dak moest dienen, kwamen zij eindelijk op de plaats hunner bestemming aan. Een bijl werd den jongen in handen gegeven,  een buurman hielp ook, en binnen weinige dagen was er eene opene ruimte gemaakt, groot genoeg om daarop eene hut te bouwen. Al spoedig was er ook door de onvermoeide werkzaamheid van Thomas Lincoln eene woning opgerigt, die eene oppervlakte van omstreeks achttien vierkante voeten had. Deze was zamengesteld uit boomstammen, die op de gebruikelijke wijze aan elkander verbonden waren, namelijk door middel van kepen, terwijl de reten, die er nog overgebleven waren, met takken en aarde aangevuld waren. Daarop werden er een bed, een tafel en vier stoelen van ruwe planken gemaakt, en zoo was dan de nederige woning gereed om hare bewoners te ontvangen. De hut bestond uit slechts één vertrek, ofschoon de planken, die op de ruwe dwarsbalken gelegd waren, een soort van zolder vormden. Op dezen zolder, welke tot slaapsalet voor Abraham bestemd was, kon men alleen door middel van een ladder komen. Wij twijfelen echter, of een verkwikkender slaap of een aangenamer rust dan de toekomstige President der Vereenigde Staten in deze nederige woning smaakte, na die vermoeijende dagen, waarop hij zich met houthakken bezig gehouden had, ooit aan het meest vertroetelde kind der weelde ten deel gevallen is.

Ofschoon Abraham gedurende den winter ijverig bezig was met houthakken, en het overige van zijn tijd aan oefeningen in het lezen toewijdde, was hij tevens genoodzaakt om met de buks te leeren omgaan en maakte al spoedig groote vorderingen in het gebruik van dit gewigtig vereischte tot het jagersbedrijf. Het werd als eene zaak van belang beschouwd, dat jongens reeds vroeg met juistheid leerden schieten; en een knaap, die eene aangeborene bedrevenheid had in het hanteren van de buks werd door de kolonisten uit den omtrek als een »ontluikend genie” beschouwd. Bedrevenheid in de behandeling van vuurwapenen werd des te meer  op prijs gesteld, omdat men door middel daarvan niet alleen wild tot spijze, maar ook huiden van verscheidene dieren, die zeer gezocht waren, kon bemagtigen. Deze vroege oefening in het gebruik van de buks heeft veel bijgedragen tot de ontwikkeling van die ligchaamskracht en die gespierdheid, waardoor Abraham Lincoln zich in lateren tijd gekenmerkt heeft.

In den herfst van het jaar 1818 had Abraham, die nu bijna tien jaren oud was, het ongeluk om zijne voortreffelijke moeder te verliezen. Dat zij eene waarlijk edele vrouw geweest is, daarvan strekt het latere leven van haren zoon tot een voldoend bewijs. Aan haar had hij dien diepen en innigen eerbied voor het heilige, dat kinderlijk vertrouwen op de Voorzienigheid en dat vaste geloof in de eindelijke zegepraal der waarheid te danken. Van haar had hij die vriendelijkheid en beminnelijkheid van karakter, welke hij op den hoogen post, door hem bekleed, zoo treffend aan den dag gelegd heeft. Van haar had hij dien opgeruimden geest en die zucht om anderen gelukkig te zien, welke later zulk een kenmerkenden trek in zijn karakter uitmaakten. Ofschoon zij ook geen kennis van boeken had, was zij toch rijk in ondervinding en in gaven des harten. Abraham Lincoln heeft haar verlies altijd betreurd en sprak in latere jaren nooit anders dan met den diepsten eerbied over haar.

Een jaar na den dood van zijne vrouw trad Thomas Lincoln andermaal in het huwelijk met eene zekere Sally Johnston, eene weduwe met drie kinderen.

Abraham had het vóór den dood zijner moeder zoo ver gebragt, dat hij kon lezen, en men zal zich wel kunnen voorstellen, dat hij de kennis, door hem opgedaan, zou onderhouden. Van het oogenblik af, waarop hij de eerste beginselen achter den rug had, werd hij een eerste liefhebber van boeken, voor zooverre hij er ten minste in handen kon krijgen, en verwierf zich onder de kolonisten  uit den omtrek al spoedig naam door zijne bekwaamheid en zijn ijver in het leeren. Tot voortzetting zijner oefeningen werd onze jonge pionnier, toen hij omstreeks twaalf tot dertien jaren oud was, andermaal ter school gezonden. Al vroeger had hij leeren schrijven, welke kunst hij zich hoofdzakelijk eigen maakte door met een stuk krijt of houtskool op hout te schrijven. In zijne nieuwe school breidde zijne kennis zich verbazend uit, en al spoedig wist hij al wat zijn meester hem van de rekenkunde kon leeren. Mr. Lincoln zeide, dat hij echter met alles en alles niet langer dan een jaar op school geweest was. Hij heeft nooit de lessen aan een gymnasium of aan eene academie bijgewoond, en zelfs het inwendige van een gymnasium of academie niet gezien, voordat hij een graad in de regtsgeleerdheid verkregen had. Wat hij aan opvoeding bezat, had hij door middel van onvermoeiden arbeid, zonder de hulp van anderen, verkregen. Hij was vrij wat trotsch op hetgeen hij al wist, en zijn prijzenswaardige ijver deed hem de achting zijner onderwijzers verkrijgen. Hij was vlugger in het leeren dan de meeste jongens en bezat een stalen geheugen. Boeken waren zijne grootste liefhebberij, en het aanschaffen van een genoegzaam getal daarvan was iets, dat hem het meest bezig hield. Zijn vader deed wat hij kon om ze hem te verschaffen, en wanneer hij van het een of ander boek hoorde, dat hem verkieselijk voorkwam of waar Abraham hem om vroeg, deed hij altijd zijn best om dit voor zijn zoon te krijgen.

Op deze wijze werd hij bekend met »De Pelgrimsreis” van Bunyan, de »Fabelen” van Aesopus, een »Leven van Henry Clay,” en het »Leven van Washington” door Weems. De levensgeschiedenis van Washington, die meer gedaan heeft om jongens tot het goede te bewegen dan honderd ernstige vermaningen, maakte een diepen indruk op Abraham, en was een van die onmerkbare invloeden, die er toe bijdroegen om zijn karakter tot eerlijkheid  en regtschapenheid te vormen. De uitwerking daarvan blijkt onder anderen uit het volgende verhaal, dat bestemd is om voortaan een onafscheidelijk bestanddeel van een »Leven van Lincoln” uit te maken.

»Mr. Crawford had hem een exemplaar van het »Leven van Washington” geleend. Op zekeren avond had hij het, naar hij meende, op eene veilige plaats neêrgelegd, maar den volgenden morgen vond hij het met water doorweekt liggen. Het had in zijne woning ingeregend, de regen was juist op het boek neêrgekomen, en het boek was dus bedorven. Hoe kon hij den eigenaar daarvan onder zulke omstandigheden onder de oogen komen? Hij had geen geld om hem het boek te vergoeden, en ging dus regelregt naar Mr. Crawford, liet hem het beschadigde werk zien en bood aan om voor hem te werken, totdat hij zoo veel verdiend had als de waarde van het boek bedroeg. Mr. Crawford nam dit aanbod aan en gaf aan Abraham het boek voor drie dagen van onvermoeiden arbeid in eigendom. Zijne vastheid van karakter en zijne openhartigheid deden hem de achting van de Crawfords verkrijgen, ja, van iedereen, die hem kende.”

Een andere eigenaardige trek in zijn karakter moet zich, naar men zegt, reeds geopenbaard hebben, toen hij nog op school ging. Onder zijne schoolmakkers was hij altijd een vredestichter. Hij legde hunne geschillen bij, trad bij de hevigste twisten als bemiddelaar op, en bij meer dan eene gelegenheid moet hij zich tusschen een paar vechtende jongens geworpen en den vrede hersteld hebben met gevaar van zijn eigene veiligheid. Zeker is het, dat hij dezen karaktertrek later altijd behouden en op eene schitterende wijze ten toon gespreid heeft. Niet het minst merkwaardige voorbeeld leverden zijne langdurige, geduldige en ijverige pogingen tot verzoening bij de uitbarsting van den strijd met de Zuidelijke Staten der Unie. De geschiedenis zal er getuigenis  van afleggen, dat hij om den vrede te bewaren en de opgewondenheid van de voorstanders der slavernij te bedaren zoo ver gegaan is als hij slechts gaan kon, overeenkomstig zijn eed om de constitutie te ondersteunen en te handhaven en de wetten te doen gelden.

Toen Abraham Lincoln den regel van drieën kende, was zijn schooltijd om, en zelfs moeijelijker dagen van ligchamelijke inspanning dan die, welke hij tot dusverre doorleefd had, waren voor hem weggelegd.

Sedert den tijd, waarop hij de school verliet, tot op dien, waarop hij zijn negentiende jaar bereikte, was hij onophoudelijk bezig met het moeijelijke werk van een bewoner der bosschen van het Westen van Amerika, het omhakken van boomen, het kloven van stammen, en dergelijke dingen, terwijl hij gedurende den avond de weinige uren, die er tot aan bedtijd verliepen, aan het lezen van al die boeken, welke hij maar wist te krijgen, besteedde.

Toen Abraham twintig jaren oud was, werd hij aangesteld om, tegen een loon van tien dollars in de maand, naar New-Orleans te gaan met een praam, beladen met goederen, welke op de plantages langs de rivier de Mississippi moesten verkocht worden.

In die dagen waren praamschuiten en vrachtschepen op de groote waterstroomen van het Westen en Zuid-Westen bijna de eenige middelen tot vervoer van goederen te water, want de stoombooten waren nog in de eerste beginselen. De schippers, die gebruikt werden om deze groote waterwegen langs te varen, waren een onversaagd, gehard, gespierd soort van menschen, aan velerlei gevaren blootgesteld, en bijna weerloos bij alle verschijnselen van klimaat en water. Met geen ander bed dan het dek van hunne schuiten en geene andere bedekking dan een deken, bragten zij maanden en jaren van hun leven door. Zulke schuiten waren met de rijke ladingen, die de Mississippi afzakten, bevracht. Alleen  met behulp van eigen krachten waren zij genoodzaakt om een afstand van meer dan vijf honderd uren gaans tegen den stroom op te werken; dat was een werk, dat natuurlijk geduchte spierkracht en ongehoorde inspanning vereischte. Daarom werd er voor deze scheepvaart dan ook een soort van menschen vereischt van ongewonen moed, en alleen trotsch op hunne bekwaamheid om stormen te trotseren en ontberingen uit te staan. De jonge Lincoln was te dien tijde bijzonder geschikt voor de moeijelijke taak, waarmede hij zich voor een zekeren tijd wel wilde belasten. De natuur had hem bedeeld met een krachtig ligchaam, een vlug begrip en een juist oordeel,—allen eigenschappen, die bij eene reis met eene praam uitstekend goed te pas konden komen.

In gezelschap van een ander (den zoon van dengene, voor wien hij voer) ondernam de jonge Lincoln de reis. Het tooneel langs den oever veranderde gedurig, als een beweegbaar panorama, en zij kwamen dikwijls andere barken voorbij met eene talrijke en vrolijke bemanning, en wisselden eenige woorden met de menschen uit de naburige dorpen en plantages, die zich nu en dan op den oever der rivier vertoonden. Op hunne reis werden zij door een zevental negers aangevallen, zoodat hun leven en de hun toevertrouwde goederen in groot gevaar verkeerden; maar daar zij een goed gebruik wisten te maken van de spierkracht, die zij bezaten, gelukte het hun om de aanvallers af te slaan en hunne schuit goed en wel midden in den stroom te brengen. De uitslag van de reis was zeer naar den zin van den eigenaar der goederen, en Abraham Lincoln kreeg behalve zijne tien dollars in de maand, een naam als iemand, die veel aanleg voor den handel bezat.

De telkens rondzwervende Thomas Lincoln had ook nu weder het plan opgevat om zijne hut te verlaten en met eene nieuwe woning te verwisselen; want de fabelachtige verhalen van de bekoorlijke en vruchtbare landouwen  van Illinois begonnen zich ook in de meer oostelijk gelegene staten te verspreiden. Dien ten gevolge vaardigde hij Dennis Hanks, een bloedverwant van zijne eerste vrouw, af om naar Illinois te vertrekken en hem verslag te geven van de werkelijke voordeelen, welke een verblijf in dezen staat aanbood, en zijne meening mede te deelen omtrent de wenschelijkheid van eene verandering van woonplaats. De verkenningstogt werd behoorlijk volbragt, en het verslag, dat de zaakgelastigde daarvan gaf, beantwoordde volkomen aan hetgeen door anderen medegedeeld was. Aanstonds werd er dan ook tot de voorgenomene reis besloten. Het was niet veel meer dan twee jaren na de reis met de praamschuit, en Abraham Lincoln was nog pas meerderjarig (21 jaren) geworden, toen Thomas Lincoln, in gezelschap van zijn gezin en de gezinnen van de beide dochters en schoonzoons van zijne tweede vrouw, zijne woning in Indiana verliet om naar de vruchtbare prairiën van Illinois te trekken. Zij gingen er op wagens met ossen heen, en de overtogt duurde ditmaal vijftien dagen.

Toen zij het graafschap Macon bereikt hadden, hielden zij eenigen tijd halt, en nog in den loop derzelfde maand (Maart) vestigde de familie van Lincoln zich op den noordelijken oever van de rivier de Sangamon, en wel op eene plaats, omstreeks drie uren westwaarts van Decatur gelegen. Zij bouwden aldaar eene houten hut, waarin de familie ging wonen. De daarop volgende verbetering was een houten hek, lang genoeg om er tien acres land mede te omgeven, waarbij de jonge Lincoln hielp in het kloven der boomstammen,—dezelfde boomstammen, die later aanleiding gegeven hebben tot scherts, liedjes en vertelseltjes. Daaromtrent wordt het volgende voorval verhaald:

»Gedurende een der zittingen van de vergadering van den republikeinschen staat te Decatur, werd er eene banier, aan twee zulke ruwe staken vastgehecht  en van een gepast opschrift voorzien, in de vergaderzaal gebragt en met alle deftigheid aan dat staatsligchaam aangeboden, te midden van een tooneel van onbeschrijfelijke geestdrift. Kort daarop raakten dergelijke banieren in iederen staat der Unie, waarin de vrije arbeid in eere gehouden werd, zeer in trek. Zij werden daar bij optogten van het volk gedragen en door honderd duizenden vrije lieden als een zinnebeeld van de zegepraal en als een roemvolle verdediging der vrijheid en der regten van den vrijen arbeid begroet.”

Een hevige aanval van koorts trof de nieuwe kolonisten vóór het einde van den eersten herfst na hun verblijf in Illinois. Door die omstandigheid werden zij geducht ontmoedigd en besloten om eene gezondere woonplaats te kiezen. Zij bleven echter gedurende den winter, het saizoen van de »dikke sneeuw” van Illinois, in dien staat wonen. Langer dan drie weken lag de sneeuw drie voet hoog en was het weder ontzettend koud. Dit sleepte voor menschen zoowel als voor beesten schadelijke gevolgen na zich, daar niemand volkomen gewapend was op zulk eene koude weersgesteldheid. Onze pionniers waren gelukkig, daar zij eene genoegzame hoeveelheid graan bezaten, doch zij hadden eene onvoldoende hoeveelheid vleesch in voorraad, en de hoogliggende sneeuw was een beletsel om veel gebruik van hunne buksen te maken. Abraham echter was bereid om zich allerlei opofferingen te getroosten, ten einde in de behoeften der huishouding te voorzien. Door zijne onvermoeide pogingen gelukte het hem om genoeg wild te schieten tot voedsel voor het gezin, ofschoon hij geen bijzonder goed jager was, daar zijne liefhebberij voor boeken al spoedig den lust en de geestdrift had doen bekoelen, waarmede hij de buks voor het eerst ter hand genomen had.

»Wij gingen zelden met elkander jagen,” schrijft een van zijne vroegere kameraden daaromtrent. »Bram stond  niet als een goed jager bekend, daar de tijd, door anderen aan het jagtvermaak besteed, door hem aan het lezen van een of ander goed boek gewijd werd.”

In dienzelfden winter deed hij een tweeden togt met eene praamschuit naar New-Orleans. Gedurende den tijd, waarop deze reis plaats had, vatte Offult, zijn lastgever, genegenheid voor den jongen Lincoln op en sloot met hem eene overeenkomst tot het houden van het toezigt op een winkel en een molen te New-Salem in Illinois. Na zijne terugkomst van New-Orleans begaf Lincoln zich, overeenkomstig dit nieuwe kontrakt, naar New-Salem. Dit geschiedde in Julij 1831. Hier kreeg hij al spoedig verscheidene kennissen en vrienden en verwierf zich de achting van allen, met welke hij zaken had, terwijl hij in het gezellige leven nog meer bemind werd door zijne kennissen en algemeen bekend werd onder den naam van »den braven Bram”.

Bij de uitbarsting van den oorlog tegen de Zwarte Valken in 1832, nam hij dienst bij een compagnie vrijwilligers en werd tot zijne groote verwondering tot kapitein daarvan gekozen. Hij heeft dikwijls gezegd, dat hem nooit in zijn leven iets te beurt gevallen is, dat hem zoo veel zelfvoldoening gaf. De compagnie van den jongen Lincoln rukte kort daarop naar Beardstown op, van waar zij binnen weinige dagen ontboden werd naar de plaats, waar men verwachtte, dat de strijd zou geleverd worden. Doch voordat de tijd van dienstneming verstreken was, was de twist reeds bijgelegd en keerde hij naar New-Salem terug, zonder den vijand gezien te hebben. Men zegt, dat hij bij het leger algemeen bemind werd als een officier, die zijn gezag steeds wist te doen gelden, en als een soldaat, die door dapperheid uitblonk, het gevaar verachtte en vermoeienissen wist te verduren.


 

HOOFDSTUK II.


Lincoln wordt tot kandidaat voor de wetgevende vergadering benoemd.—Hij wordt winkelier en postmeester, later landmeter.—Zijne regtsgeleerde studiën.—Op het Congres.—De strijd over de verkiezingen in 1854.—Een belangrijk verschil in den Senaat.—Bezoek aan Kansas en New-York.—Redevoering in het Cooper-Instituut.—Een merkwaardig voorval.


Na de terugkomst van Lincoln uit het leger verwonderde het hem niet weinig, toen hij vernam, dat er een voorstel van zijne vrienden en bewonderaars uitgegaan was om hem tot lid van de wetgevende vergadering te benoemen. Ofschoon hij nog maar negen maanden in het graafschap gewoond had, wilde men een schrander man, een tweeden Henry Clay, op het stembiljet zetten, en hij werd een kandidaat geacht, die wel zou slagen.

De keus viel voornamelijk op hem om de volgende reden. De generaal Jackson had in het vorige jaar bij de verkiezingen in het graafschap eene groote meerderheid van stemmen verkregen, en men verwachtte nu, dat de populariteit, die Lincoln zich verworven had, een voldoende waarborg zou zijn, dat hij wel zou slagen. De stemming over een kandidaat viel uit, zoo als men  verwacht had. Het moet een oogenblik van regtmatigen trots geweest zijn voor den jongen man, die nog pas uit de bosschen gekomen was, toen hij zijn behoeftig leven, in ligchaamsarbeid doorgebragt, kon vergelijken met den toestand, waarin hij zich thans bevond, nu hij waardig geacht werd om zitting in den raad te nemen naast de staatslieden van zijn nieuwen staat, die gedurig in aanzien toenam. Hij nam de aangebodene kandidatuur aan met de dankbaarheid en geestdrift der jeugd. De uitslag der stemming viel echter niet gunstig voor hem uit; er werden te New-Salem slechts twee honderd zeven en zeventig stemmen op hem uitgebragt, en dit was niet te verwonderen, daar het getal kandidaten voor het lidmaatschap van de wetgevende vergadering in het geheel acht bedroeg. Dit was de eenige maal, dat Lincoln bij eene dergelijke gelegenheid de nederlaag geleden heeft.

Veranderlijkheid en ondernemingsgeest zijn eigenaardige karaktertrekken van de bewoners van het verre Westen. Ook aan Lincoln waren zij niet geheel vreemd, en zoo vinden wij hem dan omstreeks dezen tijd als winkelier en als dorps-postmeester werkzaam. Hij deed krachtige pogingen om in zijn nieuw bedrijf vooruit te komen, doch gebrek aan kapitaal noodzaakte hem eindelijk om den handelsstand te verlaten en een nieuw arbeidsveld te zoeken.

Niet in 't minst afgeschrikt door zijn tegenspoed, wendde hij vervolgens pogingen aan om zich de kennis der regtsgeleerdheid te verwerven. Te dien einde leende hij eenige boeken van een vriend, en maakte zich vertrouwd met de beginselen van het vak, waarin hij later met zoo veel roem werkzaam geweest is.

Ondertusschen verwaarloosde hij ook zijne overige studiën niet. Hij oefende zich ijverig in de spraakkunst, terwijl hij al meer en meer gelegenheid kreeg om zijne lectuur uit te breiden, dan tot dusverre het geval geweest  was. Het was zijne gewoonte om uittreksels te maken van ieder boek, dat hij las,—eene gewoonte, die strekte om hem het gelezene des te dieper in het hoofd te doen prenten, alsook om hem vaardigheid in het stellen te geven.

Hij had het nog niet zeer ver in de studie der regtsgeleerdheid gebragt, toen hij in kennis kwam met John Calhoun, later president van de Wetgevende Vergadering van Lecompton (Kansas), die hem het voorstel deed om zich toe te leggen op het landmeten. Lincoln nam dit voorstel aan en maakte terstond een begin met het beoefenen dezer wetenschap, zoowel in de theorie als in de praktijk. Hij ging met Mr. Calhoun dikwijls opmetingen in den omtrek doen en vestigde zich al spoedig als landmeter. Hierin was het geluk hem meer dienstig dan tot dusverre het geval geweest was. Hij wijdde zich aan zijn vak met zijn gewonen ijver en zijne gewone standvastigheid, en kreeg spoedig overvloed van werk. Hij maakte zelfs naam in zijn vak, maar beoefende dit niet veel langer dan een jaar.

Na verloop van dien tijd, in Augustus 1834—twee jaren, nadat Lincoln voor het eerst kandidaat voor de Wetgevende Vergadering gesteld was, en toen hij nog pas den leeftijd van vijf en twintig jaren bereikt had—werd hij andermaal tot kandidaat voor de Wetgevende Vergadering van Illinois benoemd. Het vooruitzigt op de zegepraal was nu veel zekerder dan vroeger, want Abraham Lincoln was een zeer populair man geworden. Hij was de eerste geweest om dienst te nemen, de laatste om de dienst te verlaten, zoodat men hem beschouwde als iemand, die zich als militair onderscheiden had. Hij was een uitstekend landmeter, een vrij goed regtsgeleerde, in één woord, een man in zijn opkomst, in den westerschen zin des woords. Wat meer zegt, hij was algemeen geacht om zijn gezond verstand, zijne grootheid van ziel en zijne onberispelijkheid van wandel.

 

De hoop op een voor Lincoln gunstigen uitslag der stemming werd thans niet teleurgesteld. De dag der verkiezing kwam; er werd een groot aantal stemmen uitgebragt en Lincoln met eene groote meerderheid verkozen.

Op deze wijze begon het politieke leven van den nederigen en edelen man, die eindelijk den hoogsten eerepost kreeg, welke het Amerikaansche volk kan begeven. Ten gevolge van zijne verkiezing nam hij zitting in de Wetgevende Vergadering van Illinois.

Gedurende de eerste zitting nam hij het besluit om de studie der regtsgeleerdheid voort te zetten. In deze vergadering maakte hij kennis met zijn ambtgenoot, John T. Stuart. Hij werd driemalen als lid van de Wetgevende Vergadering herkozen, namelijk in 1836, in 1838 en in 1840. Wij behoeven wel niet te zeggen, dat hij zich met ijver van de hem opgedragene taak kweet. Dat hij met een gunstigen uitslag werkte voor de belangen van hen, die hem verkozen hadden, is zeker. De scherpziende en praktische mannen, die gewoonlijk de »eerste kolonisten” van eene landstreek uitmaken, waren er geen menschen naar om zich door den schijn te laten misleiden; zij beoordeelden den boom naar zijne vruchten, en dat Lincoln zoo dikwijls herkozen is, mag wel als een bewijs aangemerkt worden, dat hij trouw is gebleven aan zijn ijver en braafheid. Het was gedurende de uitoefening der pligten, aan zijn ambt verbonden, dat hij voor het eerst in kennis kwam met Steven A. Douglas. Weinig konden de beide mannen toen gissen, in welke betrekking zij binnen kort tot elkander en tot hun land zouden staan. Douglas was, even als Lincoln, zelf de bewerker van zijne fortuin. De staat Illinois ontving hen beiden in een nederigen stand, en deed hun, als eene welverdiende eer, eene loopbaan van staatkundigen roem intreden, welke nooit uit de historiebladen van Amerika zal uitgewischt worden.

 

Lincoln verkreeg in 1836 een regtsgeleerden graad, begaf zich in April 1837 naar Springfield, en begon de regtsgeleerde praktijk in vereeniging met Mr. Stuart.

Wij willen eene enkele bijzonderheid uit zijn leven als advokaat mededeelen. Er was een moord gepleegd. Een jong man, Armstrong genaamd, de zoon van hoogbejaarde ouders, waarvoor Abraham Lincoln vele jaren geleden gewerkt had, werd van het plegen dier misdaad beschuldigd. Hij werd in hechtenis genomen en verhoord: er werd een duchtig bewijs tegen hem gevonden, en hij werd naar de gevangenis overgebragt om daar zijn verhoor af te wachten. Zoodra Mr. Lincoln met de zaak bekend werd, rigtte hij een vriendelijken brief aan Mrs. Armstrong, waarin hij zijne vrees te kennen gaf, dat haar zoon een scherp verhoor zou moeten doorstaan, en waarin hij tot eene vergelding voor de welwillendheid, hem bewezen, toen hij in armoedige omstandigheden verkeerde, zijne diensten om niet aanbood. Een naauwkeurig onderzoek deed den advokaat tot de overtuiging komen, dat de jonge man het slagtoffer eener zamenzwering was, en hij besloot om de behandeling der zaak te vertragen, totdat de eerste opgewondenheid wat bedaard zou zijn. De dag van het verhoor kwam echter eindelijk en de beschuldiger getuigde bepaald, dat hij den beschuldigde het mes in het hart van den vermoorden man had zien steken. Hij kon zich al de bijzonderheden nog best herinneren: de moord was des avonds omstreeks half tien gepleegd, en de maan scheen helder. Lincoln beoordeelde al de verklaringen der getuigen met de meeste naauwkeurigheid, en bewees eindelijk, dat de maan, die volgens den beschuldiger toen helder geschenen had, eerst een uur nadat de moord gepleegd was opkwam. Andere tegenstrijdigheden werden door hem aangewezen, en binnen een half uur nadat de leden der jury  de regtszaal verlaten hadden, keerden zij terug en deden de uitspraak: »niet schuldig.”

De gevangene en zijne moeder hadden het vonnis in angstige spanning afgewacht. Niet zoodra waren de gewigtige woorden »niet schuldig” van de lippen van den voorzitter gekomen, of de moeder viel in de armen van haren zoon in onmagt. Hij drukte haar aan zijn hart en trachtte haar tot bewustzijn terug te brengen.

»Waar is Mr. Lincoln?” riep hij uit, snelde daarop de zaal door en greep zijn bevrijder bij de hand met een hart, te vol om zich in woorden te kunnen ontlasten.

Het was de tijd van het ondergaan der zon, en zij bevonden zich bij een raam, dat op het westen uitzag. Lincoln liet zich de warme dankbetuiging van den gevangene welgevallen, en wierp toen een blik door het raam naar den westelijken gezigteinder, die door de zon verguld werd.

»De zon is nog niet ondergegaan,” zeide hij op een deelnemenden toon, »en gij zijt vrij.”

Lincoln bleef voorspoedig en wijdde de volgende zes jaren aan de studie der regtsgeleerdheid en aan de verdediging van beschuldigden toe. Ieder nieuw geval scheen den roem van zijne regtsgeleerde bekwaamheid nog te doen toenemen. Verscheidene van zijne collega's aan de balie te Springfield waren merkwaardige mannen. Daaromtrent zegt een schrijver, die goed bekend is met de personen en de omstandigheden van die verzameling van groote en bijzondere mannen, die de hoofdstad van Illinois tot het strijdperk voor hunne verschillen maakten:

»Het zou moeijelijk vallen om in eenige stad van het Westen van Amerika op het tijdstip, waarvan ik gesproken heb, eene verzameling van mannen te vinden, met gelijke bekwaamheden bedeeld als die, welke te Springfield te zamen pleitten, en twistten en voor de  verkiezingen wedijverden. Logan, een van de schitterendste typen van een regtsgeleerde, die het Westen ooit opgeleverd heeft; M'Dougal, die later El Dorado gezocht heeft; Bissell en Shields en Baker, wapenbroeders en ambtgenooten in den raad, de bloem van het Westen en de schitterendste toonbeelden van westersche welsprekendheid; Trumbull, toen en ook nu nog met een kalmen en schranderen geest bedeeld; Douglas, een man met een vurig gemoed, een groote geestkracht, een onvergelijkelijken moed en eene onverzadelijke eerzucht; Lincoln, toen, even als later, bedachtzaam en eerlijk en braaf, zich bewust van zijne groote bekwaamheden en reeds de zegepraal vooruitziende van de beginselen, die hij voorstond.”

Inderdaad, dat mogt wel eene vereeniging heeten van groote mannen, waarvan ieder bestemd was om eene voorname rol in de geschiedenis van zijn land te spelen.

De belangstelling, die Lincoln in de politieke gebeurtenissen van den dag toonde, alsmede zijne steeds toenemende overtuiging van het gewigt daarvan niet alleen voor den staat, waarin hij woonde, maar voor het geheele land, dreven hem al spoedig in den maalstroom der politiek. Gedurende den hevigen strijd, die er in 1844 over de verkiezing van een President gevoerd werd, wist hij den staat Illinois voor zijne belangen te winnen. Zijne bewondering van Henry Clay, waarvan hij reeds vroeg doordrongen was, oefende gedurende zijn later leven geen geringen invloed op hem uit.

Zijn afkeer van de slavernij—voor welker afschaffing hij eens zulk een ijverig voorvechter zou worden—openbaarde zich reeds in het jaar 1837. De leden der Wetgevende Vergadering van Illinois hadden, even als die der meeste nieuwere Westelijke staten, geene gelegenheid laten voorbijgaan om hunne »Zuidelijke broeders” te bevredigen door het nemen van besluiten ten gunste van de slavernij en het geven van andere bewijzen  van sympathie. Doch in het zittingsjaar 1837, toen Lincoln een van de vertegenwoordigers uit het graafschap Sangamon was, weigerde deze zijne goedkeuring te hechten aan dergelijke maatregelen, die de slavernij in de hand moesten werken. Hij maakte dan ook met zijn ambtgenoot uit Sangamon gebruik van een constitutioneel voorregt, door het indienen van het volgende protest, hetwelk op den derden Maart 1837 in het Huis voorgelezen werd:

»Daar er in de beide Huizen van het Generaal-Congres gedurende de tegenwoordige zitting besluiten genomen zijn ten opzigte van de slavernij, achten de ondergeteekenden zich bij dezen gedrongen om tegen dezen maatregel protest aan te teekenen.

»Zij meenen, dat de instelling der slavernij zoowel onregtvaardig als onstaatkundig is; maar dat de verspreiding van gevoelens over de afschaffing daarvan eer strekt om hare nadeelen te vermeerderen dan te verminderen.

»Zij meenen, dat het Congres der Vereenigde Staten geene magt heeft om zich, volgens de bestaande Constitutie, te bemoeijen met de zaak der slavernij in de verschillende staten.

»Zij meenen, dat het Congres der Vereenigde Staten wel de magt heeft om, volgens de bestaande Constitutie, de slavernij in het district Columbia af te schaffen; maar tevens, dat die magt niet moet worden uitgeoefend, dan alleen op verzoek van de bevolking van het genoemde district.

»Het verschil dat tusschen deze meeningen en die, welke in de bovengemelde besluiten heerschen, bestaat, is de reden van de indiening van dit protest.

»Dan. Stone,
»A. Lincoln,
„Vertegenwoordigers uit het graafschap Sangamon.”

 

Bij de verkiezing van 1844—waarvan wij reeds met een enkel woord gewaagd hebben—was de tariefkwestie aan de orde van den dag. De naam van Lincoln werd op alle vergaderingen tot de benoeming van een kandidaat, door de Whigs gehouden, genoemd, terwijl van democratische zijde John Calhoun1) aanbevolen werd. Calhoun werd toen beschouwd als de bekwaamste voorvechter van zijn partij in Illinois. Zij trachtten dien staat voor hunne belangen te winnen door het houden van redevoeringen, waarbij zij gewoonlijk een zeer talrijk gehoor hadden. De verkiezingsstrijd bewees, hoe naauwkeurig Lincoln de zaak van alle kanten bekeken, hoe grondig hij de geschiedenis en de politiek bestudeerd had. Hij gaf daarbij niet alleen proeven van zijne redenaarstalenten, maar ook van zijne bekwaamheid als geleerde en staatsman. Hij sprak met die bepaaldheid en die helderheid, welke in redevoeringen, tot het volk gehouden, altijd de meeste uitwerking doen. Zijn spreektrant was gemeenzaam, alsof hij tot een grooten vriendenkring sprak—een trek in zijne welsprekendheid, welke een van zijne eigenaardige kenmerken geworden is. Wij zeggen welsprekendheid, en toch zou zij moeijelijk zoo kunnen genoemd worden in den Ciceroniaanschen zin van het woord. Juist dat gemeenzame in zijne redevoeringen, die eenvoudigheid van zijn betoogtrant en die schijnbaar onuitputtelijke voorraad van anecdoten en vertelseltjes, welke hij altijd ter zijner beschikking had, bragten er het hunne toe bij om zijne redevoeringen indruk te doen maken. En toch werden zijne eenvoudige woorden uitgesproken met een vuur en een kracht, die zijne toehoorders niet alleen boeide, maar ook hun oordeel bestuurde, en weinige  mannen hebben zich ooit verdienstelijker gemaakt door het verbreiden hunner beginselen. Hij werd nu beschouwd als de besliste voorvechter van de Whig-partij en de Whig-politiek in den staat, en zou al spoedig nog in een gewigtiger betrekking optreden, en wel als vertegenwoordiger van zijn district op het Generaal-Congres der Vereenigde Staten.

Lincoln werd in 1846 door het district Illinois naar het congres afgevaardigd, en nam daarin zitting op den eersten Maandag van December des jaars 1847.

Mr. Winthrop van Massachusetts werd tot Redenaar van het Huis verkozen. In dit Huis waren de grootste talenten uit het land bijeen, en gedurende de zittingen van dat jaar heerschte er zoo veel geestdrift, als er misschien ooit te Washington geheerscht heeft. Aan de zijde van Lincoln stonden, als Whigs, mannen als Collamer, Tallmage, Ingersoll, Botts, Clingman, Stephens, Toombs en Thompson; terwijl anderen, niet minder beroemd, maar in politieke gevoelens van hen verschillende, tegenover hen stonden, van welke wij mogen vermelden Wilmot, Bocock, Rhett, Linn, Boyd en Andrew Johnson—de laatstgenoemde in lateren tijd zijn bondgenoot en medehelper in het groote werk van de herstelling der Unie, en nu zijn opvolger op den presidentszetel. Zulke schitterende sterren als Webster, Calhoun, Dayton, Davis, Dix, Dickinson, Hale, Bell, Crittenden en Corwin vormden eene groep, zoo als men slechts zelden bijeengezien heeft.

Lincoln was de eenige vertegenwoordiger van Illinois, die onder de vaan der Whigs gekozen was, terwijl zijne zes ambtgenooten allen democraten waren.

Hij kweet zich van zijne nieuwe verpligtingen op de uitstekendste wijze, en bragt bij elke gewigtige kwestie niet alleen zijne stem vóór of tegen uit, maar was ook altijd gereed om zijn gevoelen met woorden te staven, waarbij hij steeds die bekwaamheid en scherpzinnigheid  aan den dag legde, die hem gedurende zijn geheele leven gekenmerkt hebben.

Ofschoon Lincoln zich bij de meerderheid der Whig-partij aansloot in zijn verzet tegen de oorlogsverklaring aan Mexico, ondersteunde hij altijd ieder voorstel of besluit, dat de bevordering van de belangen, de welvaart en de eer van het leger, dat ten strijde getrokken was, ten doel had. Op den 22sten December bragt hij, in een van zijne redevoeringen, ten hunnen gunste, eene reeks besluiten bij en leverde eene scherpe kritiek van de redenen, die aanleiding tot den oorlog gegeven hadden. In latere jaren werd tegen Lincoln door hen, met wie hij in politieke gevoelens verschilde, de beschuldiging ingebragt, dat het hem aan waarachtige vaderlandsliefde ontbrak, daar hij tegen den oorlog met Mexico gestemd had. Deze beschuldiging werd met de meeste scherpte voorgedragen door Douglas in de eerste van hunne discussiën in het jaar 1858. Lincoln antwoordde: »Ik behoorde reeds sedert lang tot de Whig-partij, en toen de democratische partij eene poging deed om mij over te halen tot de meening, dat de oorlog naar regt en billijkheid door den President begonnen was, mogt haar dit niet gelukken.... Maar wanneer hij (Douglas) eene beschuldiging tegen mij inbrengt, dat ik den soldaten, die hun goed en bloed in den oorlog met Mexico ten offer brengen, onderstand heb willen onthouden of hen op de een of andere wijze tegenwerken, dan slaat hij, om mij zoo zacht mogelijk uit te drukken, den bal geheel mis, zoo als eene inzage van de verslagen der zittingen hem ten duidelijkste zal leeren.”

De loopbaan van Lincoln als lid van het Congres, hoe kort ook, was uiterst belangrijk en schitterend en is wel waardig om door den beoefenaar der staatkunde naauwkeurig bestudeerd te worden.

In de kwestie van de afschaffing der slavernij in het district Columbia stelde Lincoln een levendig belang  en nam er een werkzaam aandeel in. Een zekere Mr. Gott had in het Huis een voorstel gedaan tot het nemen van een besluit tot afschaffing van den slavenhandel in het genoemde district. Hierop stelde Lincoln een amendement voor, om een besluit te nemen niet tot afschaffing van den slavenhandel, maar van de slavernij in het district. Het voorstel, door hem gedaan, hield in, dat geen slaaf ooit in het district mogt ingevoerd worden, uitgezonderd in geval ambtenaren der regering zich om staatszaken een tijd lang in het district moesten ophouden, in welk geval zij voor zich en hun gezin de noodige dienstboden zouden mogen medebrengen. Het belette, dat iemand, in het district wonende of later daarin geboren, buiten dit district in slavernij gehouden zou worden. Het verklaarde, dat alle kinderen van slavinnen, na den eersten Januarij 1850 in het district geboren, vrij zouden zijn, maar naar regt en billijkheid door de eigenaars van hunne moeders onderhouden en opgevoed zouden worden, en dat alle slavenhouders in het district den prijs, dien de slaven waard waren, uit de schatkist zouden krijgen, en dat de slaven daarop vrij zouden zijn.

De kwestie omtrent de »Territoriën”2) kwam bij  verschillende gelegenheden ter sprake. De voorwaarde van Wilmet was in de zitting van het vorige jaar behandeld; maar deze kwam op het congres van het loopende jaar weder herhaaldelijk ter sprake, toen er pogingen aangewend werden om deze voorwaarde insgelijks toe te passen op het grondgebied, dat men van Mexico verkregen had, en op Oregon. Zoo dikwijls die zaak in het Huis besproken werd, vond zij een verdediger in Lincoln, die dan ook bij gelegenheid van zijn geschil met Douglas verklaarde, dat hij zich daarover herhaalde malen ten gunste daarvan uitgelaten had. Zoo toonde hij zich in 1847 dezelfde voorvechter van de vrijheid der »Territoriën”, die hij later tijdens den strijd over Kansas was.

Eene andere gelegenheid, waarbij de slaven-kwestie door het Huis behandeld werd, was in de vermaarde zaak van Pacheco. Het gevoelen, door de meerderheid omhelsd was, dat slaven volgens de Constitutie als »eigendom” moesten beschouwd worden, en dat zij, wanneer zij ten dienste van den staat gebezigd werden, daarvoor moest betaald worden. Het beginsel dat aan het wetsontwerp ten grondslag lag, was dan ook hetzelfde als dat, hetwelk de slavenhouders op zoo verschillende wijzen hebben trachten te handhaven. Gelijk zij dit later door eene beslissing van het Hoogste Geregtshof hebben pogen door  te drijven, zoo trachtten zij dit nu door het Congres te doen erkennen. Lincoln verzette zich daartegen op het Congres met even veel kracht als hij er zich later tegen aankantte toen het den meer bedekten, maar niet minder gevaarlijken vorm van eene regterlijke uitspraak aannam.

Bij andere zaken welke op het Congres ter sprake kwamen, sloot Lincoln zich als Whig bij de overige voorstanders van zijne partij aan. Hij meende, dat het Congres regt had om zich met de verbetering van rivieren en havens te bemoeijen. Hij verklaarde er zich voor om de landen, aan den staat behoorende, niet aan speculanten, maar aan landbouwers te verhuren; en dat wel tegen zoo laag mogelijke prijzen; hij verklaarde zich voor een beschermend tarief en voor het afschaffen van het vrijheidsstelsel.

In 1848 was Lincoln afgevaardigde der Whig-partij en drong met kracht en klem op de benoeming van generaal Zachary Taylor tot President aan. Tijdens den strijd over de verkiezingen trachtte hij de staten Indiana en Illinois ten gunste van den kandidaat, door hem aanbevolen, te stemmen.

In 1849 werd hij door de Wetgevende Vergadering van Illinois als kandidaat voor een lid van den Senaat der Vereenigde Staten gesteld, doch moest toen het onderspit delven voor generaal Shields, daar de democraten de meerderheid in dien staat uitmaakten. De hevigheid van den vorigen strijd over de verkiezing van een President werd nog vermeerderd door den wensch om insgelijks eene Wetgevende Vergadering te verkiezen, die een democraat naar den Senaat der Vereenigde Staten zou afvaardigen. Lincoln bezocht Massachusetts eens gedurende den oorlog, en was tegenwoordig bij de conventie van den staat Massachusetts op uitnoodiging van enkelen die er op aandrongen, dat hij de goede verstandhouding tusschen de partij welke de slavernij met geweld wilde onderdrukken, en tusschen de Whig of »behoudende”  partij, zou trachten te herstellen. Hij sprak in die vergadering echter niet, behalve te New-Bedford, waar hij een der gelukkigste pogingen tot verzoening aanwendde.

Gedurende de vijf jaren, die op den verkiezingsstrijd van 1848 volgden, bemoeide Lincoln zich slechts weinig met staatszaken. Hij nam zijne regtsgeleerde praktijk met ijver en voorspoed waar, en vermeerderde zoowel zijn roem als zijne fortuin. Zijne belangstelling in staatszaken, hoe levendig zij ook wezen mogt, hield hem niet van de balie terug. Maar de intrekking van de minnelijke schikking omtrent Missouri wekte hem weder uit zijne schijnbare werkeloosheid op. Illinois werd andermaal een slagveld voor den strijd der vrijheid, en de stoutmoedige aanvoerder, die de voorhoede van het leger reeds vroeger tegen de inbreukmaking op de regten der slaven in slagorde had geschaard, bleef niet doof voor de stem, die hem tot verdediging hunner regten riep. Het vroegere kontrakt, dat door de onvermoeide pogingen van Henry Clay gesloten was en vast stond als de zeeduinen van Holland om de woede van den alles verzwelgenden vloed te beteugelen, liep gevaar om aan stukken gescheurd te worden, en het schoone land, voor immer tot vrijen arbeid bestemd, zou weder in duisternis en doodsschaduw worden gedompeld. Daartegen druischte de geheele natuur van Lincoln aan. Wat beteekenden vrede en roem en fortuin, wanneer het land door verraad en listige kunstgrepen aangevallen werd? De krijger stelde al zijne eigene belangen ter zijde, gordde zijne wapenrusting aan en trok voort, even als Peter de Kluizenaar, om bij zijn volk het gevoel van schaamte op te wekken over de krenking hunner regten en het aan te sporen tot den strijd, opdat het Heilige graf hunner vrijheid niet door de Zuidelijke Moslemim en de Noordelijke Tartaren zou overweldigd worden.

De hevige politieke strijd van dat jaar had zijn ontstaan  inzonderheid aan Lincoln te danken, en de overwinning, waarmede deze strijd bekroond werd, die aan Illinois zijne eerste republikeinsche Wetgevende Vergadering gaf, en Lyman Trumbull tot haren afgevaardigde bij den Senaat der Vereenigde Staten maakte, was inzonderheid aan de buitengewone inspanning zijner krachten te danken.

In 1854 bood de zoogenaamde anti-Nebraska (later republikeinsche) partij, aan Lincoln de benoeming tot gouverneur aan. Hij wees deze af, zeggende: »Neen, ik ben daar de man niet voor; Bissell zal een beter gouverneur zijn dan ik, en gij kunt hem met gerustheid verkiezen daar hij zich vroeger altijd als een echt democraat heeft doen kennen.

Zoo woog zijne ingenomenheid met zijne partij en met de beginselen door haar voorgestaan, weder zwaarder bij hem, dan de begeerte om hun vaandrager en aanvoerder te worden.

In de eerste vergadering van de republikeinsche partij, op den 17den Junij 1856 te Philadelphia gehouden, werd de naam van Abraham Lincoln op de lijst der candidaten voor het ambt van Vice-President geplaatst: hij stond vlak onder William L. Dayton en kreeg honderd stemmen. Door die vergadering werden John C. Fremont en William L. Dayton tot kandidaten verkozen, en nu nam Lincoln een werkzaam aandeel in de daarop volgende verkiezingen. Aan het hoofd van de kandidatenlijst der republikeinsche partij van Illinois stond de naam van Lincoln, ofschoon de democraten door meerderheid van stemmen de overhand behielden.

De hevige geschillen in den Senaat van Illinois, tusschen Mr. Douglas aan den eenen kant en Mr. Lincoln aan den anderen, welke aanleiding gaven tot die debatten, welke eene belangrijke plaats in de geschiedenis der politiek van Amerika innemen, werden in den zomer van 1858 gevoerd.

 

Douglas had zich de vijandschap van de regering op den hals gehaald; doch zijn invloed, zoowel in als buiten Illinois, bleef nog ontzettend groot. Ten gevolge van zijn afval van de politiek zijner partij, die zich toen openlijk voor de instandhouding der slavernij verklaarde, en van den lof, dien hij bij verscheidene republikeinen ingeoogst had, was hij waarschijnlijk nog krachtiger dan te voren. Natuurlijk werd er onder deze omstandigheden een man van niet alledaagsche bekwaamheid en niet alledaagschen invloed op de publieke meening vereischt om tegen den »kleinen reus” (Douglas) in het strijdperk te treden. Als kandidaat der republikeinsche partij voor lid van den Senaat der Vereenigde Staten, en als iemand, die zich bij de behandeling van de zaak der Territoriën zoo gunstig had doen kennen, werd Lincoln beschouwd als een man, aan wien de voorstanders der vrijheid de verdediging hunner zaak gerust konden toevertrouwen. Diensvolgens werd hij door de republikeinsche Wetgevende Vergadering, welke op den 2den Junij 1858, te Springfield, bijeenkwam, verkozen.

In het ontworpen spiegelgevecht tusschen de beide kandidaten was Lincoln de eerste, die den handschoen toewierp, en wel in een kort briefje, gedateerd van den 24sten Julij, waarin hij de bepaling verzocht van den tijd, waarop zij met elkander in het strijdperk zouden treden. De uitdaging werd aangenomen, en de voorwaarden waarop, de plaatsen waar en de dagen, wanneer de strijd zou plaats hebben, vastgesteld.

Het is niet mogelijk om iets meer dan een vlugtig overzigt van deze beroemde debatten te geven. Het was de uitspraak van de pers en van het geheele land, dat Lincoln bij iederen strijd de overhand behield op zijn talentvollen tegenstander, en het is zeer waarschijnlijk, dat de meerderheid aan den eerstgenoemde den palm der overwinning toekende.

 

Die politieke strijd, welke Lincoln in 1848 met den Senator Douglas voerde, was misschien de zwaarste proef, waarop iemands gematigdheid kon gesteld worden. Lincoln echter deed zich niet alleen als een uitstekend redenaar en een bekwaam staatsman kennen, maar bewees ook, dat het mogelijk is om den hevigsten politieken strijd te voeren, zonder tot hatelijke personaliteiten en scherpe aanvallen af te dalen. Het getuigenis van iemand, die Lincoln en dien geheelen strijd gevolgd heeft, staat ons borg, dat er, niettegenstaande de verzoeking, waaraan hij gedurig blootgesteld was, geene enkele personaliteit tegen zijn tegenstander, geen enkel hard woord over zijne lippen gekomen is. Zijn gematigde aard maakte, dat hij het beneden zich achtte om zijne toevlugt tot zulke wapenen, die maar al te vaak in een politieken strijd gebezigd worden, te nemen, en menschen van een heftiger aard konden hun spijt niet verkroppen, dat hij zijn tegenstander te zacht en te beleefd behandelde. Lage personaliteiten en vuile lasteringen zijn zeker wel het laatste wat men aan Abraham Lincoln kan ten laste leggen. Zijn hart was te edel en zijne zelfbeheersching te groot om aan iets dergelijks toe te geven. De adel van zijn hart heeft zich gedurende zijn ganschen levensloop evenzeer geopenbaard als zijne gematigdheid, zijn zelfvertrouwen en zijn geestkracht.

In het dagelijksch leven was Lincoln kinderlijk eenvoudig. Hij hield van een goed diner, en at met den meesten eetlust, maar zijne tafel was altijd eenvoudig. Hij dronk nooit eenige bedwelmende dranken, en zelfs geen glas wijn. Hij was ook geen liefhebber van rooken.

Judah Benjamin, van Louisiana, een van de bekwaamste senatoren der Zuidelijke staten, later staatssecretaris in het kabinet van Jefferson Davis, zwaaide in den loop van eene redevoering, waarin hij gelegenheid vond om de beroemde debatten tusschen Douglas en Lincoln te  bespreken, hoogen lof aan den laatstgenoemde toe. Sprekende over de vragen, die door Douglas aan zijn tegenstander voorgesteld werden, en over de antwoorden, die zij uitlokten, merkte Benjamin aan:

»Het is onmogelijk, mijnheer de president! om, al verschilt men ook met dien man in meening, die openhartigheid en vrijmoedigheid niet te bewonderen, waarmede deze antwoorden gegeven werden: er was daarin niets dubbelzinnigs, niets ontwijkends.”

Gedurende den strijd met Douglas bragt Lincoln de volgende hulde aan de Acte van Onafhankelijkheidsverklaring:

»Welaan, landgenooten! wanneer gij stellingen geleerd hebt, die in strijd zijn met den grootschen inhoud der Acte van Onafhankelijkheidsverklaring; wanneer gij het oor geleend hebt aan inblazingen, die ten doel hebben om hare grootheid te verkleinen of hare schoone evenredigheid te erkennen; wanneer gij geneigd zijt om te gelooven, dat alle menschen niet met elkander gelijk staan in het genot van die onvervreemdbare regten, welke door dat bewijsstuk onzer vrijheid opgesomd zijn, laat mij u dan smeeken om terug te keeren—terug te keeren tot die fontein, wier wateren bij het bloed der omwenteling ontspringen.

»Gij moogt met mij doen al wat gij verkiest, als gij slechts die heilige beginselen voorstaat. Gij moogt mij niet alleen de nederlaag doen lijden voor den Senaat, maar gij moogt mij zelfs ter dood brengen. Want, terwijl ik geene onverschilligheid voor wereldsche eer wil veinzen, moet ik toch verzekeren, dat ik tot dezen strijd aangespoord ben door iets hoogers dan door de zucht tot het verkrijgen van een eervol ambt. Wat gij met mij doet is onverschillig, maar vernietigt toch niet dat onsterfelijk zinnebeeld der humaniteit—de Acte van Amerika's Onafhankelijkheidsverklaring.”

De dag der verkiezingen was eindelijk daar. De uitslag  der volksstemming was als volgt: voor den republikeinschen kandidaat 126,084; voor de democraten van Douglas 121,940; voor de kandidaten van Lecompton 5,091 stemmen. Doch bij de stemming voor senator, die in de wetgevende Vergadering plaats had, werd Douglas verkozen. Niettegenstaande dezen uitslag, hadden de pogingen van Lincoln gedurende de debatten veel bijgedragen om een groot getal stemmen op hem te vereenigen; en zijne partij behoefde het niet te betreuren, dat hare keus op hem gevallen was.

Lincoln bragt na het einde der geschillen over de keuze van een senator en vóór het begin van den verkiezingsstrijd in 1860 verscheidene bezoeken aan andere staten. Hij hield in het volgende jaar verscheidene redevoeringen in Ohio, en bezocht ook Kansas, waar hij met de meeste geestdrift ontvangen werd. In Februarij 1860 was hij te New-York en hield eene redevoering in eene republikeinsche club, waardoor hij zich verscheidene vrienden verwierf in eene streek, waar zij reeds bij duizenden geteld werden. Het was de schoonste redevoering, die tot dusverre door den uitstekenden redenaar uitgesproken was en de aandacht van mannen van allerlei stand trok.

Waarschijnlijk gedurende dit bezoek had er een treffend voorval plaats, hetwelk door een onderwijzer der zondagsschool, waar het gebeurde, op deze wijze verhaald wordt:

»Onze zondagsschool was op zekeren sabbatmorgen reeds begonnen, toen ik een man van een slanken ligchaamsbouw en een gunstig voorkomen het vertrek zag binnentreden en onder ons plaats nemen. Hij luisterde met gespannen aandacht naar onze oefeningen, en zijn gelaat verried zulk een waarachtige belangstelling, dat ik naar hem toeging en hem verzocht om eens een hartig woordje tot de kinderen te willen rigten. Hij voldeed aan dit verzoek met blijkbaar genoegen,  ging voor de banken der kinderen staan en hield eene eenvoudige toespraak, welke alle jeugdige hoorders aanstonds zoozeer boeide, dat de diepste stilte in het vertrek heerschte. Zijne taal was uitnemend schoon, en de toon waarop hij sprak, verried het diepste gevoel. Op de gezigtjes der kleinen, die hij rondom zich zag, stond somberheid te lezen, toen hij woorden van waarschuwing tot hen rigtte, maar zij werden spoedig opgeklaard, toen hij hun op de schoone toekomst wees, die hun wachtte. Een paar malen wilde hij met spreken ophouden, maar het dringend verzoek: »ga voort! och, ga voort!” dwong hem om den draad zijner rede weder op te vatten. Toen ik naar de gespierde ligchaamgestalte van den vreemdeling keek, en mijne aandacht vestigde op zijn gelaat, waarop vastberadenheid te lezen stond, gepaard aan gevoel ten gevolge van den indruk des oogenbliks, gevoelde ik eene onweerstaanbare nieuwsgierigheid om iets naders van hem te vernemen, en toen hij het vertrek verliet, verzocht ik hem, zijn naam te mogen weten. Hij antwoordde daarop vriendelijk: »Ik ben Abraham Lincoln, van Illinois.”

Abraham Lincoln werd nu algemeen erkend als een van de bekwaamste, eerlijkste en meest besliste voorstanders van de republikeinsche partij. Zijne bekende populariteit alsmede zijne vroegere verdiensten wezen hem dan ook aan als den meest geschikten kandidaat van zijne partij voor de ophanden zijnde verkiezing van een President. Hij werd het eerst voor den hoogen post van President genoemd in de republikeinsche vergadering van den staat Illinois, waar een democraat uit het graafschap Macon twee keurig versierde palen aan de vergadering voorstelde, waarop de volgende woorden geschreven stonden:

»Abraham Lincoln, de houthakker, kandidaat voor het presidentschap in 1860. Dit zijn twee palen, welke  in 1830 vervaardigd zijn door Thomas Hanks en Bram Lincoln, wiens vader de eerste pionnier in het graafschap Macon geweest is.”

Deze eigenaardige en geschikte zinnebeelden ter afbeelding van de eereposten, welke de Amerikaansche democratische instellingen aan de nederigste burgers aanboden, gaven aanleiding tot eene algemeene toejuiching. Lincoln, die bij dit tooneel toeschouwer was, werd dringend uitgenoodigd om eene redevoering te houden. Hij stond van zijne zitplaats op, erkende, dat hij dertig jaren geleden een houthakker geweest was, en zeide, dat men hem verzekerd had, dat die beide palen, welke men in de vergadering gebragt had, met zijne eigene bijl gehouwen waren.

In den herfst van 1859 hield Lincoln, tengevolge van uitnoodigingen, die hij uit verschillende staten gekregen had, verscheidene krachtige redevoeringen ten gunste der republikeinsche beginselen. Van een daarvan, welke hij op den 27sten Februarij 1860 in het Cooper-Instituut te New-York hield, hebben wij reeds gesproken. Deze redevoeringen droegen slechts bij om de overtuiging te versterken, die zich sedert 1854 al meer en meer onder het volk verbreid had, dat Mr. Lincoln—»de brave Bram,” zoo als hij algemeen genoemd werd—de man was voor President, als het volk zijn kandidaat kon benoemen Toch waren er slechts weinigen, die dachten, dat hij werkelijk zou verkozen worden.

De republikeinsche nationale vergadering kwam op den 16den Mei 1860 in de »Wigwam” in Chicago bijeen. Niet minder dan tienduizend personen waren in dit gebouw tegenwoordig, terwijl eene digte volksmenigte den toegang daartoe versperde en zich in den omtrek ophield, daar zij niet meer in de zaal kon komen.

Op Donderdag morgen kwam de vergadering ten tien ure weder bijeen en bij de vaststelling der bepalingen  werd goedgevonden, dat eene meerderheid van stemmen voldoende zou zijn ter benoeming van kandidaten.

De commissie tot het nemen van besluiten gaf daarvan kennis, en deze mededeeling werd met geestdrift begroet, terwijl de ontzaggelijke menigte toeschouwers van hare zitplaatsen opstond en hare goedkeuring herhaalde malen door luide toejuichingen deed blijken.

Het was spoedig duidelijk geworden, dat de twee personen, die bij de verkiezing in aanmerking zouden komen, de heeren Seward en Lincoln waren. Er werd voorgesteld, dat de vergadering terstond tot de benoeming van kandidaten zou overgaan, doch het gevoelen, dat men dit tot den volgenden dag zou uitstellen, behield de overhand. Ware het voorstel om terstond tot de benoeming over te gaan goedgekeurd, dan is het meer dan waarschijnlijk, dat Seward zou benoemd zijn, daar zijn persoon door de vergadering toen nog boven dien van Lincoln scheen gesteld te worden; doch gedurende den avond droegen verscheidene omstandigheden het hare bij om de verkiezing van Lincoln meer en meer waarschijnlijk te maken. Er heerschte bij de volgende zitting der vergadering eene groote opgewondenheid, en de belangstelling van alle aanwezigen was buitengewoon.

Bij de eerste stemming verkreeg Seward 173½ stemmen tegen 102, welke op Lincoln uitgebragt werden, terwijl de overige tusschen andere personen verdeeld waren. Bij de tweede stemming deelde de President der afgevaardigden van Vermont, wier stemmen eerst verdeeld geweest waren, mede: »De staat Vermont brengt zijne tien stemmen uit op den jongen reus van het Westen, Abraham Lincoln.” Men begon in de vergadering reeds te bemerken, wie de man der keuze zou zijn. Bij deze stemming kreeg Seward 184½ en Lincoln 181 stemmen; en bij de derde stemming vereenigden zich op Lincoln 230 stemmen, en dus bijna de  meerderheid. Hierop deelde Mr. Carter van Ohio mede, dat er door Ohio vier stemmen meer op Mr. Lincoln zouden uitgebragt worden, hetgeen de opgewondenheid der vergadering ten top voerde. Daar nu de keus zeker was, beijverde de eene staat na den anderen zich om de eerste te zijn in het uitbrengen van zijne stemmen op Lincoln. Het geheele getal stemmen, dat moest uitgebragt worden, bedroeg 466, waarvan er dus 234 noodig waren tot eene keuze. Drie honderd vier en vijftig vereenigden zich op Abraham Lincoln, die dus wettig verkozen was.

Toen de luide toejuichingen, waarmede deze benoeming begroet werd, eenigzins bedaard waren, trad Mr. William Evarts van de stad New-York te voorschijn en deed het voorstel, dat men Lincoln nu met eenparige stemmen zou verkiezen. Dit voorstel werd ondersteund door Mr. Andrews van Massachusetts, en werd aangenomen, zonder dat er zich eene enkele stem tegen verhief.

De opgewondenheid, welke er op de benoeming volgde, deelde zich van de leden der vergadering aan de toehoorders, die zich binnen het gebouw verzameld hadden, mede en verspreidde zich van daar als een loopend vuurtje naar de volksmenigte, die buiten stond. Bij het einde der opmerkingen van Mr. Evarts werd er een levensgroot portret van Lincoln in de zaal gebragt en met een oorverdoovend gejuich begroet. Het gebouw dreunde van de juichkreten van de verheugde duizenden, die daarin verzameld waren, en die juichkreten werden door de menigte, die zich in de straten bevond, herhaald. Te midden van het gebulder van het kanon, het wapperen der vlaggen en de vrolijke toonen der militaire muziek, werd het berigt omtrent de volkskeuze langs de metalen draden met bliksemsnelheid van Maine tot Kansas, overgebragt.

Men verhaalt het volgende omtrent de wijze, waarop Mr. Lincoln zijne benoeming ontving:

 

Gedurende de zitting der vergadering bevond hij zich te Springfield. Hij had het telegraafkantoor nog pas verlaten, nadat hij de uitslag der beide eerste stemmingen vernomen had, en was met eenige vrienden op het bureau van het »State Journal” in gesprek gewikkeld, toen de derde stemming aan den gang was. Binnen korten tijd werd de uitslag daarvan op het telegraafkantoor ontvangen. De generale opzigter, die aldaar juist tegenwoordig was, schreef op een strookje papier: »Mr. Lincoln! gij zijt bij de derde stemming benoemd,” en liet dit terstond door een jongen naar Lincoln brengen. Deze tijding werd in het bureau van het »Journal” met uitbundige toejuichingen begroet, maar Lincoln sprak geen enkel woord. Hij stak het papier in zijn zak, stond op, en zeide, voor dat hij het vertrek verliet: »Er is beneden in dit huis eene vrouw, die dit wel graag zal willen weten. Ik zal dus naar beneden gaan om het haar te vertellen.”

De tijding van deze benoeming was zeer welkom aan hen, die tot de republikeinsche partij behoorden. Niet alleen erkenden zij in Abraham Lincoln een man van een onbesproken gedrag en eene onbevlekte eerlijkheid, maar ook iemand, in wien het waarachtig democratische element van het vrije Amerika leefde, een vriend der vrijheid, een voorstander van regt en billijkheid, en een edel, talentvol staatsman, uit het hart des volks gesproten. Zij stelden een onbepaald vertrouwen in hem, als in iemand, die geheel met hunne beginselen instemde. Bij den verkiezingsstrijd van 1840, toen generaal Harrison verkozen werd was er meer leven gemaakt; maar de geestdrift van 1860 was redelijker en meer algemeen, en verried het vaste voornemen om zich door niets uit het veld te laten slaan, al mogt ook de magt der slavenhouders met eene geheele omverwerping bedreigd worden.

Het werkzaam aandeel, door de democratische vergadering  van Charleston in Zuid-Carolina, welke op den 23sten April 1860 bijeenkwam, in de verkiezingen genomen, is een beslissend bewijs, dat deze staat den triumf der republikeinsche partij wenschte, ten einde de afscheiding der slavenstaten, waarvan reeds zoo lang sprake geweest was, eindelijk tot stand te brengen. De benoeming van Lincoln toch door de vrije staten schijnt hen aangespoord te hebben, om de meest overdrevene meeningen omtrent de instandhouding der slavernij uit te spreken, ten einde verdeeldheid in de rijen der democraten te bewerken, want als deze zich op één kandidaat vereenigd hadden, zou dit noodwendig de nederlaag der republikeinen ten gevolge gehad hebben. De ultra's der Zuidelijke politiek deden geene moeite om hunne bedreigingen van eene afscheiding te verbergen, ingeval de partij der vrije staten de overwinning behaalde, ofschoon de Noordelijke democraten in de vergadering niet konden gelooven, dat aan die bedreigingen ooit gevolg zou gegeven worden. Maar al had men dit ook meer algemeen geloofd, dan is het nog de vraag, of dit Lincoln in de volksgunst zou hebben doen dalen. Want zij, die hem ondersteunden, stonden op den hechten grond van de door God gewilde gelijkheid van menschenregten. Zij waren vast in de overtuiging, dat de vrijheid voortaan haren schepter moest zwaaijen over het geheele land, en dat de slavernij beperkt moest blijven tot die staten, welke door hare instandhouding reeds een vloek op zich geladen hadden.

De uitslag van de daarop volgende stemming in 1860 was, dat Mr. Lincoln 491,275 stemmen meer ontving dan Mr. Douglas, 1,018,499 meer dan Mr. Breckinridge, en 1,275,821 dan Mr. Bell; en de afloop der stemming, dien ten gevolge door het Congres openbaar gemaakt, was, dat er het volgende aantal stemmen was uitgebragt:

 

Op Abraham Lincoln, van Illinois 180
Op John C. Breckinridge, van Kentucky 72
Op John Bell, van Tennessee 39
Op Stephen A. Douglas, van Illinois 12

De volgende staten bragten hunne stemmen op Mr. Lincoln, uit: Maine, New-Hampshire, Vermont, Massachusetts, Rhode-Island, Connecticut, New-York, Pensylvanië, Ohio, Indiana, Illinois, Michigan, Iowa, Wisconsin, Minnesota en Californië,—dus in het geheel zestien staten.

De bedoeling van het Amerikaansche volk met de benoeming van Abraham Lincoln tot zijn oppersten regent was, de uitbreiding der slavernij in de Territoriën te keer te gaan en hare magt te vernietigen, daar deze bestendigd dreigde te worden. De gevolgen van die benoeming zijn geheel anders geweest, dan men zich had voorgesteld. Mogelijk zou de Noordelijke bevolking zich meer door hare vrees dan door hare overtuiging hebben laten leiden, als zij had kunnen vooruitzien, dat de waanzinnigheid van het Zuiden ten toppunt zou stijgen in den vreeselijken strijd, die het geheele land geteisterd heeft; maar kan er thans nog twijfel bestaan, nu de afloop der bloedige worsteling tusschen vrijheid en slavernij reeds duidelijk te zien is, dat zij het middel geweest is tot bereiking van hoogere doeleinden,—dat de uitslag van den verkiezingsstrijd van 1860 eene zaak was, die door de Voorzienigheid ten beste gekeerd is?

Hij, wiens doen enkel majesteit is, heeft volken zoowel als personen in zijne hand; en dat Hij toegelaten heeft, dat de gebeurtenissen van 1860–1861 tot een burgeroorlog aanleiding gegeven hebben, dit moet wel met de een of andere goddelijke bedoeling geschied zijn. Eenige geslachten later zal de wereld met verwondering en ontzetting staren op de verschrikkelijke vuurproef,  welke de Unie doorgestaan heeft, maar als zij dan als de vrucht van dien strijd mag beschouwen een volk van vrije menschen, die beven bij de gedachte aan de misdaden hunner vaderen, door het koopen en verkoopen van menschen vleesch en bloed gepleegd,—dan zullen toch die offers als niet te groot beschouwd worden.


1) Deze Calhoun moet niet verward worden met den ijveraar voor de instandhouding der slavernij, John C. Calhoun, uit Zuid-Carolina.

2) Behalve de zes en dertig staten, waaruit de Unie bestaat, behoort tot de Vereenigde Staten nog eene groote strook lands, die zich tot aan de Stille Zee uitstrekt. Deze strook lands wordt verdeeld in negen districten, "Territoriën” genaamd. Ofschoon deze Territoriën eene ontzaggelijke oppervlakte beslaan, bevatten zij in 1860 slechts eene blanke bevolking van 220.149 zielen. Zij worden inzonderheid bewoond door wilde Indiaansche volksstammen. Zij staan onder het toezigt van het Congres, maar iedere Territorie kan eerst in de Unie als Staat opgenomen worden op dezelfde voorwaarden als de overige Staten, wanneer zij namelijk eene blanke bevolking verkregen heeft, voldoende tot het zenden van één vertegenwoordiger op het Congres, namelijk van 124.000 zielen. Sedert de aanneming van de Constitutie door de dertien oudste staten, zijn er drie en twintig nieuwe uit deze Territoriën ontstaan. Deze hebben ook de Constitutie aangenomen en zijn integrerende bestanddeelen der Unie geworden, die dus in het geheel uit zes en dertig staten zamengesteld is, terwijl er nog negen Territoriën overblijven. Voor elk dezer Territoriën wordt een gouverneur door den President benoemd, terwijl ook andere ambten door dezen begeven worden. De Constitutie en de wetten der Vereenigde Staten hebben dezelfde kracht binnen de grenzen der Territoriën als overal elders in de Vereenigde Staten. Elke Territorie zendt een afgevaardigde naar het Lagerhuis van het Generaal-Congres, die geregtigd is om het woord te voeren over alle aangelegenheden, waarin de Territoriën betrokken zijn, maar niet geregtigd is om zijne stem in het Huis uit te brengen.


 

HOOFDSTUK III.


De beginselen der afscheiding.—De verkiezing van Lincoln tot President.—De zamenzweerders.—De reis van den verkozen President van Illinois naar Washington.—De inhuldiging.—De afscheiding der Zuidelijke Staten.—De gebeurtenissen van den oorlog.—Dood van Abraham Lincoln.


Dat Abraham Lincoln voor de omverwerping der Constitutie was, door zich te bemoeijen met de slavernij in de staten, waar zij bestond, werd door de hevigste leiders der publieke meening in het Zuiden wijd en zijd verkondigd. In geen zijner redevoeringen of gesprekken, welke Lincoln gedurende zijn gansche leven gehouden had, was dit beginsel uitgesproken of zelfs maar aangeroerd. Hij had de toeneming der slavernij en de noodlottige gevolgen, welke deze voor het land na zich zou slepen, wel met afkeer en vrees aangezien; maar de middelen, die hij wilde bezigen tot stuiting van het kwaad, bestonden alleen in het beperken van de slavernij binnen de grenzen van die staten, welke haar reeds bij hunne eigene staatsregeling gewettigd en in hun geheele stelsel ingeweven hadden. Hij had daarom met nadruk beweerd, dat het Congres het regt had om de uitbreiding der slavernij te verhinderen  in die Territoriën, welke even vrij en onafhankelijk zijn, als de breede rivieren, die door hare wildernissen stroomen, of als de winden, die door hare bosschen gieren.

De Zuidelijken wisten dit, en zij wisten—velen hunner hadden het met ronde woorden uitgesproken—dat er niets inconstitutioneels in dergelijke begrippen en in de verbreiding daarvan gelegen was. Het plan, dat reeds sedert jaren in de harten der Zuidelijke ultra's gesluimerd had, was de omverwerping der Amerikaansche Unie en de vestiging van een slavenrijk op het vasteland van Noord-Amerika, en de volvoering van dit plan was de eigenlijke reden van hunne handelwijze. De verkiezing van Lincoln werd tot een voorwendsel gebruikt om zich af te scheiden, en als de hoofdreden opgegeven, waardoor »het hart der Zuidelijken in vuur en vlam gezet was.”

Het is daarom niet te verwonderen, dat de tijding der verkiezing van Lincoln aanleiding gaf tot levendige blijdschap en onverholen goedkeuring in verscheidene gedeelten van het Zuiden. Zij hadden voorwendsels gezocht, en hier werd er hun nu een aan de hand gedaan. Te vergeefs riep het Noorden uit: »Dat is onedelmoedig—onbillijk! Wij hebben uwe Presidenten, den een na den ander, gedurende het vierde eener eeuw geduld. Gij zult ons dus voor vier jaren wel willen vergunnen om den voorrang te hebben. Weest in allen gevalle redelijk. Beproeft het slechts! Wilt ten minste eenigen tijd afwachten, totdat gij kunt oordeelen, hoe de zaken gaan!” Hoe nu? dat lang gezochte, dat eindelijk gevondene voorwendsel tot den beslissenden slag en de oprigting van hun slavenrijk te laten varen—de proef te nemen met die republikeinsche voorstanders van de afschaffing der slavernij! Dat nooit! In één woord, de verkiezing van Lincoln was nog geen maand geleden, of de geest van afscheiding, die er in Zuid-Carolina  heerschte, begon zich al meer en meer uit te breiden tot groote ontsteltenis van de Noordelijke bevolking der Vereenigde Staten.

Mr. Douglas was de gunsteling geweest van de democratische vergadering, welke oorspronkelijk te Charleston bijeengekomen was; doch de voorstanders van de slavernij waren er in geslaagd om de benoeming van Mr. Breckinridge tot kandidaat door te drijven, wel wetende, dat de verdeeldheid, die er op deze wijze onder hunne partij ontstaan was, niet anders dan de verkiezing van den republikeinschen kandidaat kon ten gevolge hebben. De beide partijen, waarin de democratische partij op deze wijze gesplitst werd, stonden in beginselen niet zoo ver van elkander, dat zij zich niet in de keuze van Mr. Douglas hadden kunnen vereenigen, zonder hunne staatkundige meeningen geweld aan te doen, als het hun doel geweest was om de Unie in stand te houden.

Mr. Breckinridge vertegenwoordigde dat gedeelte der democratische partij, hetwelk de regtstreeksche bescherming van de bezittingen der slavenhouders in de Territoriën eischte, al was deze ook in strijd met wetten, hetzij deze door het Congres, of door de bevolking der Territoriën zelve uitgevaardigd waren, welke inbreuk mogten maken op hun verkregen regt van eigendom op menschelijke wezens.

Mr. Douglas integendeel vertegenwoordigde de theorie, dat de inwoners der Territoriën het volkomenste regt hadden om te beslissen, of zij de slavernij op hunnen grond wilde dulden of niet.

Terwijl dus de republikeinen het regt van het Congres handhaafden om de slavernij in de Territoriën te beletten, en de zuidelijke democraten alleen het regt van het Congres erkenden, om de slavernij in die Territoriën te beschermen, maar niet om haar te verhinderen, stond Mr. Douglas bij de keuze van een President  zoowel tegenover Mr. Lincoln als tegenover Mr. Breckinridge.

De aanhangers van John Bell bestonden eenvoudig uit die weinigen, welke zich bij geen der bestaande partijen wilden aansluiten, en die geen bepaalde meerlingen omtrent de hoofdzaken te berde bragten.

De verschillende deelen des lands hadden gelijken ijver bij de verkiezingen aan den dag gelegd. En even als vroeger waren de partijen, die zich voor Lincoln, Bell en Douglas verklaard hadden, ofschoon zij ook wenschten, dat hun kandidaat verkozen werd, toch volkomen gezind om in de overwinning te berusten, aan welke zijde zij ook wezen mogt. Maar de democraten, die voor Breckinridge waren, hadden zich tot den strijd begeven met de bepaalde bedoeling om »alleen in den uitslag te berusten, in geval deze hun de overwinning aangebragt had.” De verkiezing van den republikeinschen kandidaat—welke zij door hunne eigene handelwijze hoofdzakelijk bevorderden—moest het sein tot den opstand zijn.

Toen de afscheidings-storm na den 6den November in het Zuiden begon op te steken, duurde het niet lang, of het volk ontdekte, dat er zelfs in het kabinet van den aftredenden President, Mr. Buchanan, mannen gevonden werden, die reeds sedert lang in verbindtenis met de verraders gestaan hadden en die nu bereid waren om hun al die hulp te verleenen, welke in hunne magt stond. Waarschijnlijk stond aan het hoofd van hen John B. Floyd, Secretaris3) van Oorlog, wiens schandelijk weefsel van leugen en bedrog voor een korten tijd, ofschoon met moeite, verborgen gehouden is. Het is dus niet te verwonderen, dat,—toen generaal Scott aan den President en den Secretaris van Oorlog een brief schreef, waarin hij zijne vrees te kennen  gaf, dat de secessionisten enkele van de vestingen der federalen in de zuidelijke staten zouden innemen, en er op aandrong, dat die vestingen onmiddellijk versterkt zouden worden, ten einde zulk eene ramp te voorkomen—die verrader Floyd zijn uiterste best deed om dit plan tegen te werken, daar, wanneer het volvoerd werd, de zamenzweering misschien wel geheel zou mislukt zijn. Een later officieel rapport van het Departement van Oorlog bewijst, »dat, gedurende het jaar 1860, en vóór de verkiezing van een President, honderd vijftien duizend geweren uit noordelijke tuighuizen zijn verdwenen en naar zuidelijke arsenalen gezonden, op een bevel van den Secretaris van Oorlog, gedagteekend van den 30sten December 1859.” Op deze wijze werden de tuighuizen der zuidelijke staten door dien Floyd gevuld, ofschoon hij wist, dat het doel was om ze tegen de wetten en de constitutie te gebruiken, terwijl die trouwelooze dienaar de noordelijke staten daardoor tevens beroofde van het materiaal om hunne burgers te wapenen tot instandhouding der Unie.

Dit verraad werd opgevolgd door eene bijna even schandelijke handeling van John S. Black. Deze gaf op den 20sten November 1860 in antwoord op de vragen van Mr. Buchanan als procureur-generaal (en als verdediger van de regten van den staat, mogen wij er wel bijvoegen) zijne meening te kennen, dat het Congres zelfs niet bij magte was om eene schending van de Constitutie te beletten door den oorlog aan eenigen staat te verklaren, en het werd al spoedig duidelijk, dat het uitvoerend bewind zich overeenkomstig deze theorie zou gedragen.

De wetgevende vergadering van Zuid-Carolina maakte een begin met de afscheiding, toen dit staatsligchaam in November 1860 eene oproeping uitvaardigde tot eene staatsvergadering, die op den 17den der volgende maand te Columbia zou gehouden worden. Francis W. Pickens,  die op den 10den tot gouverneur verkozen werd, verklaarde in zijne inwijdingsrede bepaaldelijk, dat Zuid-Carolina besloten had om zich af te scheiden, omdat »bij de jongste verkiezing van een President en Vice-President, het Noorden te werk gegaan was volgens beginselen, welke verhinderen, dat wij ons langer veilig kunnen verlaten op de magt der federale regering of op de waarborgen van het federale kontrakt.” Al was die verklaring ook onwaar, zoo was zij toch ondubbelzinnig, in zooverre zij de gebeurtenissen, die te wachten stonden, vooraf aankondigde. De vergadering werd op den eersten dag harer zitting van Columbia naar Charleston verlegd, en op den 20sten December werd er eene wet uitgevaardigd, waarbij de wet van 1788, waardoor de federale Constitutie bekrachtigd was, met algemeene stemmen herroepen en de band van vereeniging, die er tusschen Zuid-Carolina en de Vereenigde Staten bestond, verbroken werd.

Zuid-Carolina was dus de eerste staat, die een besluit tot afscheiding nam. Wat den genoemden staat betreft, was die afscheiding de vrucht van meer dan twee menschengeslachten. En de ontdekkingen, die sedert gedaan zijn, hoe onvolkomen zij betrekkelijk ook wezen mogen, bewijzen toch ten duidelijkste, dat de geheele afscheiding het werk was van enkele raddraaijers en zamenzweerders, die hun hoofdkwartier in de hoofdstad der Unie hadden en zelven naauw met de regering der Vereenigde Staten in verband stonden.

Op eene geheime bijeenkomst van deze zamenzweerders, die op den 5den Januarij 1861 gehouden werd en waarbij verscheidene zuidelijke senatoren tegenwoordig waren, werd er bepaald, »dat iedere Zuidelijke staat zich zoo spoedig mogelijk van de Unie zou afscheiden; dat er eene vergadering van de vertegenwoordigers der afgescheidene staten te Montgomery in Alabama zou gehouden worden, en dat wel niet later dan op den  15den Februarij; en dat de senatoren en de leden van het Congres uit de Zuidelijke staten hunne zetels zoo lang mogelijk zouden blijven innemen, ten einde al die maatregelen te keer te gaan, welke te Washington ten nadeele der afgescheidene staten mogten voorgesteld worden.” Davis uit Mississippi, Slidell uit Louisiana en Mallory uit Florida werden tot eene commissie benoemd om deze besluiten ten uitvoer te brengen; en in gevolge daarvan dienden vijf staten eene acte van afscheiding in: Mississippi op den 9den Januarij, Alabama en Florida op den 11den Januarij, Louisiana op den 26sten Januarij, en Texas op den 5den Februarij. Al deze handelingen zoowel als die, welke er later op volgden, waren eenvoudig het uitvloeisel van de voorschriften van dat geheime verbond van volksleiders, dat reeds lang het besluit tot eene afscheiding genomen had.

Ofschoon de wetgevende vergaderingen van deze afgescheidene staten overeengekomen waren om geenerlei wet van afscheiding uit te vaardigen, zonder haar door het volk te doen bekrachtigen, werd de zaak bijna in geen enkele daarvan aan de beslissing des volks overgelaten. Overeenkomstig het genomen besluit werden door alle wetgevende vergaderingen afgevaardigden naar Montgomery gezonden, alwaar op den 4den Februarij eene bijeenkomst gehouden werd. Daarop werd eene voorloopige constitutie aangenomen, die een jaar lang van kracht zou zijn, en onder deze constitutie werden Jefferson Davis tot President en Alexander H. Stephens tot Vice-President van de pas gevormde Zuidelijke confederatie benoemd. Zij werden op den 18den dier maand in hunne ambten geïnstalleerd.

De politiek, waartoe men voorloopig besloot, was, een status quo te handhaven, totdat het Presidentschap van Mr. Buchanan ten einde zou zijn. Men gevoelde toch, dat men van hem niets te vreezen had, en hoopte de nieuwe regering door eene plotselinge tentoonspreiding  van magt de nieuwe regering vrees aan te jagen en alle dwangmaatregelen, welke zij in den zin mogt hebben, te beletten.

De zamenzweerders waren intusschen druk in de weer met het maken van toebereidselen tot een mogelijken oorlog. Het Zuiden was onophoudelijk bezig met het maken van krijgstoerustingen, en de vervaardiging van wapenen werd met ijver voortgezet.

Wij kunnen hier slechts vlugtig gewagen van al die gebeurtenissen, welke zoo naauw met de levensgeschiedenis van Lincoln zamengeweven zijn.

Bij al hun snoevend zelfvertrouwen, bij al hunne verachting van den moed der Noordelijken, bij al hunne weidsche beloften voor de toekomst, hebben de raddraaijers van den opstand toch ééne noodlottige vergissing begaan, één onoverkomelijk beletsel voor den gunstigen uitslag hunner zaak voorbijgezien: zij vergaten de kracht, de eerlijkheid, den onoverwinnelijken moed van Abraham Lincoln. Het moge zijn, dat juist zijne eenvoudigheid van hart hem te ongeloovig maakte omtrent de diepte van de boosaardigheid zijner tegenstanders; maar toen hij geheel met hunne listigheid bekend was, ontdekten zij, dat zij zich misrekend hadden, toen zij meenden, dat de verzoenende politiek, tot dus verre door hem gevolgd, een uitvloeisel van vreesachtigheid was.

Vergeefsche pogingen tot eene minnelijke schikking kenmerkten de eerste maanden van het nieuwe jaar in de hoofdstad des lands. Het Congres wendde pogingen aan om de woedende elementen der afscheiding tot rust te brengen. De vredesconferentie zwaaide haren olijftak,—doch te vergeefs. Er was slechts één ding, dat de Zuidelijken verlangden, en dat was afscheiding. Daarom werden geenerlei voorwaarden, welke van den kant de republikeinen behoudens hunne eer konden voorgesteld worden, aannemelijk geacht. De voorstanders van de uitbreiding der slavernij verlangden de  onafhankelijkheid van het Zuiden, zelfs ten koste van een oorlog.

Lincoln had sedert den dag zijner benoeming een opmerkelijk stilzwijgen bewaard. Hij verliet Springfield op den 11den Februarij 1861, en werd door eene groote menigte zijner stadgenooten tot aan het station van den spoorweg vergezeld. Hij zeide hun met weinige woorden vaarwel en begaf zich op reis.

Op den avond na zijne aankomst te Indianapolis hield hij eene rede tot de leden der Wetgevende Vergadering, die hem aan zijn logement in corps hunne opwachting kwamen maken. Deze rede was vooral belangrijk, omdat hij zich daarin voor de eerste maal sedert zijne verkiezing over staatszaken uitliet.

Nadat hij hier eenige uren doorgebragt had met het verleenen van audiëntie aan verschillende personen en corporatiën, begaf hij zich naar zijne kamer. Men hield het er algemeen voor, dat hij door de overgroote inspanning vermoeid was, maar hij was al spoedig op weg naar Washington. Allerwege in het land werd de grootste verwondering aan den dag gelegd over deze vlugt bij nacht, en de vijanden der nieuwe regering trachtten deze overhaaste en geheime reis van Harrisburg naar de hoofdstad des lands in een belagchelijk daglicht te stellen. Maar de ontdekkingen, die later gedaan werden, regtvaardigden de voorzorg, die de nieuwe President genomen had, ten volle. Reeds vóór zijn vertrek uit Illinois was er een gerucht in omloop gekomen, dat het hem niet zou gelukken om Washington levend te bereiken. En werkelijk werd er op den 11den Februarij, bij het begin zijner reis, eene poging aangewend om den trein, waarmede hij reisde, aan te houden, en toen hij Cincinnati verliet, werd de ontdekking gedaan, dat er een grenaat in den wagen verborgen geweest was. Deze en andere omstandigheden leidden tot nasporingen der policie, welke bewezen, dat  eene kleine bende moordenaars, onder aanvoering van een Italiaan, die den naam Orsini aangenomen had, zich vereenigd had met het bepaalde doel om hem bij zijn doortogt door Baltimore van het leven te berooven. Om deze redenen volgde hij den raad van generaal Scott, Mr. Seward en andere vrienden, en vertrok, in een Schotschen plaid, muts en mantel gehuld, met een buitengewonen trein van Harrisburg naar Philadelphia, en van daar met den gewonen nachttrein naar Baltimore en Washington, zoodat hij de hoofdstad des lands in den morgen van Zaturdag, den 23sten Februarij, reeds in de vroegte bereikte. Nu begon men te dreigen, dat de verkozen President nimmer zou ingehuldigd worden.

De onverwachte aankomst van Lincoln te Washington baarde allerwege verwondering. Er waren op groote schaal toebereidselen tot zijne ontvangst gemaakt; de Mayor had een adres van gelukwensching en verwelkoming opgesteld; de soldaten hadden nieuwe uniformen gekregen en hunne wapenen gepoetst, de beide Huizen van het Congres zouden hem en corps verwelkomen, en »de verwachte man” was het algemeene onderwerp der gesprekken. Alle gemaakte toebereidselen werden echter verijdeld, want hij kwam in hun midden als een onverwachte gast. Toen het bekend werd, dat hij zich in de stad bevond, werd zijn hôtel door eene groote menigte omsingeld, daar allen verlangend waren om een woord te wisselen met den man, die het lot der republiek ten goede of ten kwade kon keeren. Maar hij was voor niemand te spreken. Ten elf ure bragt hij, in gezelschap van Mr. Seward, een bezoek aan Mr. Buchanan. De verwondering van den bewoner van het »Witte Huis” was groot, maar toch begroette hij zijn opvolger met de meeste hartelijkheid. Daar er juist een kabinetsraad gehouden werd, begaf Mr. Lincoln zich naar het vertrek, waar dit plaats had,  tot groote verwondering en blijdschap van al de leden van het kabinet. Hij legde een bezoek bij generaal Scott af, doch vond dezen niet te huis. Zoo brak de republikeinsche President terstond met alle officiëele formaliteiten, en gaf een goed voorbeeld van republikeinsche eenvoudigheid van manieren en van vriendelijkheid.

Gedurende het overige van den dag verleende hij gehoor aan allen, die hem kwamen bezoeken. Alle partijtwisten schenen vergeten, en democraten wedijverden met republikeinen om bij den nieuwen President hunne opwachting te maken. Alleen de zuidelijke ultra's bleven achterwege: zij hadden geen woord van gelukwensching voor den man, die—men gevoelde het—zonder vrees zou regeren en zich getrouw betoonen aan zijn eed om »de Constitutie en de wetten te handhaven.”

Des avonds ontving Mr. Lincoln de leden van het »Vredes-congres.” Het geheele corps werd aan hem voorgesteld, en een aangenaam uur doorgebragt met wederzijdsche begroeting en kennismaking, waarbij niet de minste stijfheid heerschte. Hiermede werd de eerste dag van het verblijf van den nieuwen President in de hoofdstad besloten.

Spoedig daarop moest hij het doornige veld der regering betreden. Er moest een kabinet zamengesteld, er moesten ministers benoemd, er moesten politieke beginselen blootgelegd worden. De korte tusschenruimte van tien dagen, die vóór zijne inhuldiging verliepen, behoorde tot de moeijelijkste dagen van zijn leven; want de verzoeken van personen om eereposten, de regeling van strijdige belangen, de begeving van posten, waartoe eene bijzondere bekwaamheid vereischt werd,—dat alles behoorde tot die kleine lasten, aan het bestuur des lands verbonden, welke maakte, dat dit juk alles behalve gemakkelijk te dragen was.

 

De 4de Maart 1861 was een schoone dag, en de gebeurtenis, die daarop zou plaats hebben, had eene menigte menschen naar Washington doen toestroomen, waarbij iedere staat ruim vertegenwoordigd was. In den senaat droeg de Vice-President Breckinridge zijne betrekking met eenige hoffelijke woorden aan zijn opvolger, den Vice-President Hamlin, over; de plaatsen, voor de vertegenwoordigers van vreemde mogendheden bestemd, werden al spoedig ingenomen door de verschillende ministers, die in gala-kostuum gekleed en met hunne verschillende ridderorden versierd waren. De regters van het Hooge Geregtshof kwamen vervolgens de zaal binnen. Toen de vergadering vernam, dat Mr. Lincoln het gebouw binnen getreden was, begaven allen zich naar de oostelijke gaanderij van het kapitool, waar eene tribune opgerigt was, en waarvoor eene groote menigte, zeker wel uit dertig duizend menschen bestaande, zich verzameld had. De verkozene President werd door den Senator Edward D. Baker, van Oregon, aan hen voorgesteld, te midden van het gejuich der opgewondene volksmenigte. Toen de stilte hersteld was, las Mr. Lincoln met eene duidelijke stem de inwijdingsrede voor.

Dit stuk is misschien het belangrijkste document van dien aard, dat tot hiertoe in Amerika geleverd is. De steller daarvan kon blijkbaar nog niet gelooven, dat de misnoegdheid der Zuidelijke staten reeds zoolang bestaan had, en meende de Zuidelijken tevreden te kunnen stellen door hen terug te brengen van hunne dwaalbegrippen omtrent de gevoelens die in het Noorden heerschende waren en hun gerustheid in te boezemen omtrent de wijze, waarop hij het land voortaan zou besturen. Deze toon van verzoening, welwillendheid en gematigdheid was een hoofdtrek in deze toespraak. De ambtseed werd hem toen afgenomen door den President van het Geregtshof Taney, waarop hij zich in gezelschap  van den gewezen President Buchanan naar het »Witte Huis” begaf.

De inwijdingsrede werd in de getrouw geblevene Staten met algemeene instemming ontvangen, en over het algemeen ook in de zoogenoemde grensstaten. Doch in de laatstgenoemde staten waren er, even als in het Zuiden, duizenden gereed om daarvan eene verkeerde voorstelling en uitlegging te geven. Er werden dan ook allerlei pogingen aangewend om in de grensstaten het denkbeeld veld te doen winnen, dat de inwijdingsrede moest dienen tot eene bedekte oorlogsverklaring aan de Zuidelijke staten, en die pogingen bereikten haar doel bij velen.

De eerste handeling van den President was, een kabinet zamen te stellen door de benoeming van William H. Seward, uit New-York, tot Secretaris van Staat; van Salmon P. Chase, uit Ohio, tot Secretaris van Financiën; van Simeon Cameron, uit Pensylvanië, tot Secretaris van Oorlog; van Gideon Welles, uit Connecticut, tot Secretaris van Marine; van Caleb B. Smith, uit Indiana, tot Secretaris van Binnenlandsche Zaken; van Montgomery Blair, uit Maryland, tot Directeur-generaal der Posterijen; en van Edward Bates, uit Missouri, tot Procureur-generaal. Nadat de Senaat al deze benoemingen bekrachtigd had, maakten de genoemde heeren terstond een begin met hunne werkzaamheid bij de verschillende departementen.

Het Zuiden had zich met den meesten ijver tot den oorlog toegerust, het Noorden hoopte nog op de voortduring van den vrede en had geene toebereidselen hoegenaamd gemaakt. Waarlijk Mr. Buchanan schijnt het schip van den Staat als een wrak aan zijn opvolger overgegeven te hebben. Mr. Lincoln vond alle departementen der regering niet alleen in een toestand van wanorde, maar het schadelijke begrip was met opzet verspreid, dat de regering des lands niet bij magte was  om de wetten in al hare kracht toe te passen. Vandaar hielden zelfs de ambtenaren der regering de wetten niet langer in eere, daar zij toch geene magt hadden om het volk tot gehoorzaamheid daaraan te dwingen.

Op den 12den Maart vertoonden zich twee heeren, John Forsyth, uit Alabama, en Crawford, uit Georgia, die zich »afgevaardigden” van de Zuidelijke confederatie noemden, te Washington met het doel om te onderhandelen over eene bijlegging van alle kwestiën, die er tusschen de »beide regeringen” bestonden. Te dien einde verzochten zij om audiëntie bij den Secretaris van Staat, welke hun geweigerd werd, daar het niet als geldig beschouwd kon worden, dat de staten, die zij vertegenwoordigden, zich wettig of feitelijk aan de Federale Unie onttrokken hadden, want dat zij dit alleen konden doen met toestemming en bewilliging van de bevolking der Vereenigde Staten, te geven door eene nationale vergadering, bijeen te roepen overeenkomstig de bepalingen van de »Constitutie der Vereenigde Staten.” Deze mededeeling werd op den 15den Maart gedaan, maar met de toestemming der afgevaardigden zelve geheim gehouden tot op den 8sten April, toen zij openbaar gemaakt werd. Toen de zaak te Charleston bekend werd, vond men daarin eene aanleiding om het treurspel van het fort Sumter te verhaasten, hetwelk, naar men meende, de geheele Zuidelijke bevolking als een eenig man tegen het Noorden zou doen opstaan.

Diensvolgens werd aan Generaal Beauregard, den kommandant van het leger der geconfedereerden te Charleston, de last opgedragen om de overgave van het fort Sumter te eischen, rondom hetwelk de rebellen langzamerhand zulk een sterk cordon van batterijen opgeworpen hadden, dat eene bestorming, in geval van eene weigering, noodwendig moest slagen. Generaal Beauregard deed dien eisch dan ook op den 11den April; maar Majoor Anderson, de kommandant van het fort, gaf  daarop terstond ten antwoord, »dat zijn gevoel van eer en zijne verpligtingen ten opzigte zijner regering hem verhinderden om in dien eisch te bewilligen.” Er werd nog verder over die zaak gecorrespondeerd, maar de standvastige, getrouwe krijgsman kon niet aan het wankelen gebragt worden in zijn plan om het hem toevertrouwde fort te verdedigen en het niet eer over te geven, voordat het in puin geschoten was.

Het is niet noodig om breedvoerig te spreken over de gevangenneming van Anderson en zijn handvol manschappen door de vereenigde legermagt van Zuid-Carolina en de overige afgescheidene staten. Op den 12den April werd het vuur geopend, en het fort Sumter werd zoolang gebombardeerd, dat het viel, terwijl de formele overgave en ontruiming daarvan op Zondag morgen, den 14den plaats had.

De slag was eindelijk toegebragt, het dreigende onweder losgebarsten. De olijftak, door het Noorden en door de Unie aangeboden, was met voeten getreden. De oorlog was niet alleen verklaard en door het Zuiden doorgedreven, maar reeds werkelijk begonnen; het zwaard was niet alleen dreigend opgeheven, maar het blanke lemmer was roodgekleurd met broederbloed. Wat bleef er nu voor het Noorden over? Eenvoudig wat er volgde—oorlog; oorlog voor de wetten, voor de constitutie, voor het behoud der natie—oorlog voor eer en vrede. Het land had tot dusverre alles met kalmte verdragen—maar nu was de maat tot overvloeijens toe vol, de broederhand was rood van broederbloed, en het Noorden, dat als een eenig man naar de wapenen greep, deed de gedwongene keus van een oorlog, die hun zoo onverwachts op het lijf gevallen was. In dezen gevaarvollen toestand was het waarlijk gelukkig voor de Unie, voor de vrijheid en voor de beschaving, dat het Noorden dien volksman aan het hoofd had, wiens geest in den grooten strijd des levens gehard was—Abraham Lincoln.

 

Op den dag na de ontruiming van het fort Sumter, werd die beroemde oproeping gedaan, om een leger van 75,000 man ter onderdrukking van den opstand op de been te brengen, eene oproeping, die in het geheele land eene ontzaggelijke geestdrift te weeg bragt. Iedere staat, die nog aan de Unie getrouw gebleven was, beantwoordde daaraan terstond en leverde een groot getal zijner zonen ter verdediging des vaderlands. Kort na de uitvaardiging der proclamatie rukten de legerscharen der Unie reeds op de hoofdstad aan. Het waren echter donkere dagen, die er in dien tusschentijd verliepen: want ieder uur stond er een aanval op Washington, hetzij van Virginië of van Maryland, te vreezen en de kleine legermagt van vrijwilligers, die generaal Scott uit het district had kunnen bijeenbrengen, was slechts eene zwakke verdediging. In dit moeijelijk tijdsgewricht begaven hem de hoop, de moed en het vertrouwen op den man, die aan het hoofd der zaken stond, geen enkel oogenblik. En kort daarop kwam het dappere New-Yorksche zevende regiment in de hoofdstad aan en bragt door zijne aanwezigheid licht in de duisternis. Het zesde van Massachusetts volgde—het eerste regiment, als er sprake is van roem, daar het zijn bloed voor het vaderland vergoten, en zich al vechtende een weg gebaand heeft door de zuidelijke drommen van Baltimore.

De moorddadige aanval op de vrijwilligers der Vereenigde Staten te Baltimore werd door alle staten, die aan de Unie getrouw gebleven waren, als een hoon beschouwd. De gouverneur Hicks en de Mayor Brown schreven gezamenlijk een brief aan den President, waarin zij verzochten, dat er geen troepen meer door Maryland zouden trekken. In het antwoord, dat Lincoln door zijn secretaris Seward liet geven, diende hij aan deze trouwelooze ambtenaren eene duchtige berisping toe.

Op den 19den April vaardigde Lincoln een proclamatie  uit, waarbij de havens van afgescheidene staten geblokkeerd verklaard werden. Deze en verscheidene andere orders waren de stappen, die de regering deed om zich te verdedigen; want de toon, dien de zuidelijke pers voerde, zoowel als de verklaring der zuidelijke ambtenaren, bewezen genoegzaam, dat het hun doel was om den oorlog, dien zij bij Charleston begonnen hadden, meer naar het Noorden te verplaatsen. Jefferson Davis had dit reeds lang te voren te kennen gegeven, en Mr. Walker, de secretaris van Oorlog der Geconfedereerden hield, toen hij vernam dat de aanval bij Sumter begonnen was, eene rede, waarin hij zeide, »dat daar niemand kon zeggen, waar de oorlog zou eindigen, hij wel durfde voorspellen, dat de vlag, die nu in het Zuiden wapperde, vóór den eersten Mei op het koepeldak van het oude Kapitool te Washington zou geplant worden.” Het Zuiden had reeds 20,000 man naar Virginië afgezonden, en de President Lincoln was dan ook ten volle geregtvaardigd, toen hij zijne eerste krijgsverrigtingen tot de verdediging van Washington beperkte.

Virginië onttrok zich omstreeks dezen tijd aan de Unie; andere slavenstaten volgden dit voorbeeld; en van daar werd de blokkade van zuidelijke havens op den 27sten April bij eene proclamatie ook tot Virginië en Noord-Carolina uitgestrekt. Op den derden Mei werden er nog meer troepen opgeroepen en een bevel uitgevaardigd, dat er eene ligting van recruten zou plaats hebben voor het leger te land en ter zee.

De nieuwe regering was er al spoedig op bedacht om de verhouding, waarin zij tot vreemde mogendheden stond, vast te stellen. Mr. Adams, Minister te Londen, kreeg instructiën omtrent den weg, dien hij te volgen had, welke zich door voorzigtigheid en kloekheid kenmerkten. Men vreesde, dat de Engelsche regering, vóór de aankomst van den Minister Adams, in overeenstemming met Frankrijk zou handelen ten opzigte  van de erkenning van het Zuiden als eene oorlogvoerende mogendheid. Mr. Adams kreeg instructiën om daartegen bepaaldelijk te protesteren. Op den 15den Junij verzochten de Engelsche en Fransche ministers te Washington om eene audiëntie bij Mr. Seward, ten einde dezen de bepaalde instructiën mede te deelen, welke zij van hunne respectieve regeringen ontvangen hadden; maar toen de Secretaris van Staat den aard dezer instructiën vernam, weigerde hij ze te hooren voorlezen, of zelfs officiëele notitie daarvan te nemen.

Van het begin des oorlogs af was het de politiek van Lincoln, alles wat naar eene inmenging van vreemde mogendheden in den burgeroorlog van Amerika zweemde, bepaald van de hand te wijzen.

Het Congres hield op den 4den Julij 1861 eene buitengewone zitting. De republikeinen hadden in de beide Huizen de overhand, en werden bovendien ondersteund door enkele democratische leden, die er op aandrongen, dat de oorlog met alle kracht zou voortgezet worden. Galusha A. Growd, een ijverig voorstander van den oorlog, werd tot redenaar van het Huis verkozen. Op den 5den Julij hield de President Lincoln de openingsrede van het Congres. In deze rede ontwikkelde hij de omstandigheden, welke aan het bombardement van het fort Sumter voorafgegaan waren, in duidelijke bewoordingen, en verdedigde daarop de wijze, waarop hij zich ten opzigte van de afgescheidene staten gedragen had, totdat hun bloedvergieten hem tot het nemen van ernstiger maatregelen gedwongen had. Nadat het eerste schot op het fort Sumter gevallen was, was ook alle mogelijkheid op verzoening verdwenen. Het was de eerste stap tot het voeren van den oorlog, en die stap was onherroepelijk. Er bleef dus geen andere keus over, dan zich tot den oorlog toe te rusten en tegen de legermagt, tot vernietiging der Unie gebezigd, eene legermagt tot hare instandhouding over te stellen.

 

De President gewaagde daarop met een enkel woord van de afscheiding van Virginië en van de oorzaken, die daartoe medegewerkt hadden, en stelde de onregtmatigheid en de onhoudbaarheid van de »neutraliteit” van Kentucky in het licht, waarop hij eene korte schets gaf van de maatregelen, die zouden genomen worden. Daarop besprak hij de kwestie der afscheiding en ontkende hare wettigheid op duchtige gronden.

De draad, die door deze geheele rede liep—en inderdaad door ieder document van een dergelijk karakter, dat de President uitvaardigde—was eene regtvaardiging van gevoelens, die in overeenstemming zijn met de regten der menschheid en den voortgang der beschaving.

De handelingen van de buitengewone zitting waren geheel overeenkomstig met de inzigten van het uitvoerend bewind: een ontwerp, door M'Clernand, uit Illinois, voorgesteld, werd door het Huis met eene groote meerderheid van stemmen aangenomen. Daarbij verbond dit staats-ligchaam zich om zijne goedkeuring te hechten aan elke som gelds en elk getal manschappen, welke noodig mogten geacht worden tot de onderdrukking van den opstand.

De zitting werd op den 6den Augustus gesloten, nadat de krachtigste maatregelen tot de voortzetting van den oorlog genomen waren, maar toch werd elke handeling, die aanleiding zou kunnen geven tot verdeeldheid of tot verzwakking van den volksgeest vermeden. De natie beantwoordde de handelingen van het Congres met eene geestdrift en eene eenstemmigheid, die waarlijk opmerkelijk mogten heeten.

Het nationale leger trok op den 16den Julij van de Potomac op, onder het bevel van generaal M'Dowell, en het gevecht bij Bull Run nam vijf dagen later een aanvang. De uitslag daarvan was de volkomene nederlaag van de ongeoefende legermagt der federalisten,  die, door schrik overmeesterd en in verwarring gebragt, de vlugt naar Washington nam, na een verlies van 480 dooden en 1000 gekwetsten geleden te hebben. Hadden de geconfedereerden kennis gedragen van het volslagene dier nederlaag, dan zou de inneming van Washington daarop ongetwijfeld gevolgd zijn.

Doch de hand, die het roer van den Staat in handen hield, was die van een man, die zich een pad gebaand had door de digte bosschen van het verre Westen en de wateren van den koning der stroomen met zijne roeiriemen gekliefd had; die man verloor den moed niet, zelfs toen de overige manschappen op het verdek van het schip van staat door vrees aangegrepen werden. Hij had één doel—het zuiden tot onderwerping te brengen, en dit kon niet anders geschieden dan door nederlagen zoowel als door overwinningen. Hij wist, dat hij een volk onder zijn bestuur had, bereid om hem te ondersteunen in iedere poging tot bereiking van dit doel, en hij ging voort »zonder vrees en met een onversaagd hart.” Er was niemand in het noorden, die zich geheel liet ontmoedigen door de verliezen bij Bull Run geleden. Het leger werd gereorganiseerd, in getalssterkte vermeerderd, terwijl er intusschen maatregelen genomen werden om zoo wel op de kust als in het hart van het zuiden vasten voet te krijgen.

Op den 28sten Augustus viel het fort Hatteras in handen der Noordelijken met alle kanonnen en de geheele bezetting. Port Royal volgde en gaf zich op den 31sten October over, waardoor de krijgsmagt der federalisten vasten voet in Zuid-Carolina kreeg. Ship-Island, tusschen Mobile en New-Orleans gelegen, werd op den 3den December bemagtigd. Nu werd er een krijgstogt naar New-Orleans ondernomen. De geconfedereerden werden insgelijks uit Westelijk-Virginië, Kentucky en Missouri verdreven.

Generaal Scott gaf zijne positie op den 31sten October  op, en de generaal-majoor M'Clellan werd met het bevelhebberschap belast, ten einde een nieuwen aanval op Richmond te doen.

Tot dusverre had het Congres bij de voortzetting van den oorlog zoo veel mogelijk vermeden om eenige maatregelen te nemen ten opzigte van de slavernij, die dan ook slechts zouden gestrekt hebben om de vooroordeelen van de grensstaten op te wekken. De Confiscatie-Acte had dan ook alleen betrekking op die slaven, »welke door hunne meesters zouden geprest worden en van hen de vergunning zouden verkrijgen om de wapenen in het belang der Zuidelijken op te vatten.

Op den 27sten Mei 1861 bezigde generaal Butler de benaming van »contraband” voor slaven, die als vlugtelingen in zijne legerplaats kwamen. De vraag: »Wat zullen wij met hen doen?” was een tijd lang moeijelijk op te lossen, maar Butler begon zijn voorraad »contraband” gedurig te vermeerderen, en dat niet alleen, maar hij gebruikte dien ook ten dienste van de federale regering. De politiek van het departement van Oorlog was van den beginne af op dit punt zeer wankelend en voorzigtig; maar het heeft nooit voor een enkel oogenblik aan de teruggaven van zulke slaven aan hunne meesters gedacht; en vóór het einde van Augustus gaf de Secretaris van Oorlog instructiën aan generaal Butler, om alle vlugtelingen, die zich in zijn leger vertoonden, op te nemen, onverschillig of zij aan getrouwe of ontrouwe meesters behoorden. Er werd echter te gelijker tijd voorgesteld om aanteekening van dergelijke vlugtelingen te houden, ten einde aan die meesters, welke aan de zaak der Unie getrouw gebleven waren, bij het einde der vijandelijkheden eene vergoeding daarvoor te geven.

Generaal Fremont voerde toen het bevel over het leger in Missouri. Deze vaardigde op den 31sten Augustus een dagorder uit van den volgenden inhoud: »De eigendommen, zoowel roerende als onroerende, van alle  personen in den staat Missouri, die de wapenen tegen de Vereenigde Staten zullen opvatten, of die op het slagveld een werkzaam aandeel aan de zaak van de vijanden der Unie zullen nemen, worden hierbij verbeurd verklaard tot algemeen gebruik, en aan hunne slaven, indien zij die hebben, wordt tevens de vrijheid geschonken.” Dit was natuurlijk eene overschrijding van de magt, waarmede Generaal Fremont toen bekleed was. Het Congres alleen kon zulk een besluit uitvaardigen. De President Lincoln beschouwde de zaak ook uit dat oogpunt. Hij zou het zelfs als eene overschrijding van de magt, die hem zelven door het Congres verleend was, beschouwd hebben, en haastte zich om die fout te herstellen. Op den 11den September schreef hij daarom een brief aan Generaal Fremont, waarin hij hem gelastte zijne woorden zoo te wijzigen, dat zij overeenkwamen met de bepalingen van de Confiscatie-Acte van den 6den Augustus 1861.

De tijd heeft sedert geleerd, dat Lincoln in deze moeijelijke en teedere zaak uiterst verstandig te werk gegaan is. Er werden van verscheidene kanten gedurig pogingen aangewend om den President van zijne voorzigtige en gematigde politiek af te brengen. De groote meerderheid zijner vrienden wenschte, dat hij niet alleen terstond alle slaven der rebellen vrij zou verklaren, maar hun ook wapenen in handen geven en hen als soldaten gebruiken. Maar de voorzigtige man liet zich niet afbrengen van de politiek, welke de toen bestaande omstandigheden van hem vorderden. Hij verklaarde zijn politiek stelsel aldus: »Mijne heeren! ik ben in deze belangrijke kwestiën geen aanvoerder des volks; ik ben slechts een werktuig in de handen mijner landgenooten. Als zij, bij voorbeeld, eene proclamatie tot vrijverklaring der slaven van mij verlangen, dan hebben zij hunne wenschen slechts door bemiddeling van het Congres uit te spreken, en dan zullen zij in  mij een werktuig vinden om aan hun verlangen te voldoen. Ik wil de publieke opinie niet naar mijne meeningen fatsoeneren, maar ik zal in den noodlottigen toestand, waarin de republiek verkeert, voor haren wil buigen. Zoo behoef ik, daar ik de grenzen mijner magt niet overschrijd, nooit iets terug te trekken. Wat ik doe, is onherroepelijk.” Zeer bepaald werd de politiek van den President door de groote meerderheid des volks ondersteund. Zij werd niet minder geregtvaardigd door den uitslag, en de omzigtigheid, waardoor zijne handelingen gekenmerkt waren, is een van de merkwaardigste bewijzen, dat hij juist de man was, die de geschiktheid bezat om de heerschende krisis ten beste te leiden.

Het was altijd zijn ijverig streven om den vrede met alle volken van Europa, inzonderheid met Engeland en Frankrijk, te bewaren. In lateren tijd wendde hij een gevaarlijk geschil met de Fransche regering af door de meening van het Congres omtrent het Mexicaansche keizerrijk niet te vragen.

De redevoering, welke Mr. Lincoln op het Congres in zijne gewone zitting van December 1861 hield, was een document, doortrokken met dat wijze conservatisme, dat al zijne vroegere redevoeringen gekenmerkt had. Bij het spreken over de politiek, die gevolgd moest worden ten einde den opstand te onderdrukken, vermeldde hij, dat de onvermijdelijke strijd, noodwendig tot de bereiking van het doel, niet moest ontaarden in een verbitterd revolutionair gevecht. In ieder document, dat hij uitvaardigde, zoowel als in zijne gesprekken over de kwestiën van den dag, was het niet twijfelachtig, welke zijne persoonlijke meeningen waren. En zijne persoonlijke inzigten—zoo als zij onder anderen zijn uitgedrukt in zijn brief aan Fremont, waarin hij de laatste woorden van diens bevel tot emancipatie wijzigde, en in zijn brief aan den Gouverneur Magoffin, van Kentucky,  waarin hij weigerde om de federale troepen uit dien staat te verwijderen en de weinig vaderlandslievende verzoeken van dien ambtenaar berispte—die inzigten hebben in alle opzigten en ten allen tijde de volkomene instemming van zijne landgenooten mogen ondervinden. Weinige weken waren voldoende om aan het publiek de wijsheid en de regtvaardigheid te doen inzien van iedere handeling, waarbij de President geroepen was om zijne magt als hoofdbevelhebber des legers en uitvoerder van de wetten uit te oefenen.

Op den 6den Maart 1862 ontving het Congres eene boodschap van den President, waarin hij de aanneming van maatregelen tot eene trapsgewijze emancipatie der slaven voorstelde. Dit voorstel was van den volgenden inhoud:

»Er wordt besloten, dat de Vereenigde Staten hunne medewerking zullen verleenen aan iederen Staat, welke tot eene trapsgewijze afschaffing der slavernij besloten heeft, door aan zulk een Staat geldelijken onderstand te geven, welke zulk een Staat naar eigen goedvinden kan gebruiken, ten einde op die wijze te gemoet te komen in de bezwaren, welke door zulk een verandering van stelsel noodzakelijk moeten te weeg gebragt worden.”

»Zulk een voorstel,” zeide hij, »van den kant van de algemeene regering des lands uitgegaan, geeft echter aan deze regering geen regt om zich te bemoeijen met de slavernij binnen de grenzen van eenigen Staat, want het laat het geheele bestuur dezer zaak in ieder geval over aan den Staat en aan de bevolking, die daarbij belang hebben. Het wordt gedaan als eene zaak, die geheel van hunne vrije keuze afhangt.”

Deze belangrijke maatregel werd in bijna alle deelen des lands, die aan de Unie getrouw gebleven waren, met ingenomenheid begroet. Een bewijs dat ook het buitenland daarmede ingenomen was, werd uit Engeland  ontvangen, terwijl de liberale pers het voorstel van den President als het uitvloeisel eener wijze en edelmoedige politiek roemde.

Mr. R. Conkling, uit New-York, bragt eenige dagen later in het Huis der Vertegenwoordigers eene gunstige meening omtrent het voorstel van den President uit. Het werd aangenomen met 89 tegen 31 stemmen en later in den Senaat met 32 tegen 10 stemmen. De wet werd op den 10den April door den President bekrachtigd. Deze wet werd algemeen slechts als eene proefneming beschouwd, maar de aanneming daarvan was eene gewigtige stap tot de geheele afschaffing der slavernij, welke door alle staten der Unie vurig gewenscht werd.

Op den 9den Mei vaardigde generaal Hunter, die het bevel voerde over het leger in de staten Zuid-Carolina, Georgia en Florida, een dagorder uit, waarin hij verklaarde, dat alle slaven in de genoemde staten voortaan »voor immer vrij” zouden zijn, als eene zuiver militaire noodwendigheid. Daarop vaardigde de President eene proclamatie uit, waarin hij de dagorder van generaal Hunter opnam, maar deze toch ophief, daar hij het verkieselijker achtte om, ingeval de noodzakelijkheid zulks vereischte, de uitvaardiging van zulke bevelen aan zich zelven toe te vertrouwen, in plaats van de kwestie aan de beslissing van zijne militaire ondergeschikten over te laten. In deze proclamatie laschte Lincoln ook het besluit in van het Congres, waarvan wij zoo even gesproken hebben, en verzocht zijne medeburgers in de ernstigste bewoordingen om eene kalme en rijpe overweging der zaak.

Wanneer de eerste stappen tot de verwezenlijking van het een of ander groot beginsel gedaan zijn, volgen de overige al spoedig. In de maand April 1862 werd de slavernij in het district Columbia afgeschaft.

In Mei werden de havens van Beaufort, Port-Royal  en New-Orleans voor den wereldhandel opengesteld.

De President hield op den 12den Julij eene bijeenkomst met de leden van het Congres uit de grensstaten, waarin de slavernij nog heerschte, ten einde hen te bewegen om, zoo mogelijk, bij hunne respectieve Staten op eene trapsgewijze emancipatie aan te dringen. Hij bragt hun daarbij ernstig onder het oog, dat zulk eene handelwijze ongetwijfeld zou bijdragen tot bevordering van het welzijn hunner Staten en deze nog meer van de zaak der geconfedereerden zou losmaken. Lincoln rigtte zijne voorstellingen omtrent dit onderwerp tot hen op die bepaalde, ernstige wijze waarop hij steeds gewoon was te spreken.

De meerderheid van die leden, welke zoo ernstig en zoo welsprekend toegesproken waren, gaf een antwoord, waarin zij verklaarden van den President te verschillen in zijn inzigt, dat het nemen van maatregelen tot de aanneming der emancipatie gunstig op de zaak der Unie zou terugwerken of het einde van den oorlog verhaasten; terwijl de minderheid in een antwoord hare instemming met de inzigten van den President verklaarde.

Hierop volgde de Confiscatie-Wet, die door andere gewigtige maatregelen voorafgegaan en gevolgd werd, en het Congres werd tot den 17den Julij verdaagd.

Op den 6den Augustus werd er een groote krijgsraad te Washington gehouden, waarbij de president Lincoln tegenwoordig was en eene belangrijke redevoering hield.

De gewigtigste officiëele handeling van dat jaar en van de geheele eeuw volgde op den 22sten September 1862. Op dien dag vaardigde Lincoln de beroemde proclamatie uit, waarbij alle personen, die in de oproerige staten in slavernij zuchtten, op en na den eersten Januarij des volgenden jaars voor immer vrijverklaard werden.

Er waren slechts twee dagen verloopen sedert de uitvaardiging van de proclamatie betreffende de emancipatie,  toen er een ander mandaat van bijna gelijk gewigt als een bom te midden van de rijen der Zuidelijken viel. Dit stuk betrof de opheffing van de habeas-corpus-acte. Hierin werd verordend:

»Gedurende den tegenwoordigen opstand en als een noodzakelijke maatregel tot onderdrukking daarvan, zullen alle rebellen en insurgenten hunne aanhangers en medepligtigen binnen de Vereenigde Staten, en alle personen, die vrijwillige dienstneming tegenwerken, de plannen van het leger belemmeren, of schuldig zijn aan eenige schandelijke praktijk door bieden van hulp aan de rebellen in strijd met het gezag van de Vereenigde Staten—onderworpen zijn aan de krijgswetten en verhoord en gestraft worden door een krijgsraad of eene militaire commissie.

»De habeas-corpus-acte is opgeheven ten opzigte van alle personen, die gearresteerd zijn en die nu en later gedurende den opstand zullen opgesloten worden in eenig fort, kamp, arsenaal, militaire gevangenis of andere plaats, hetzij door eenige militaire autoriteit, of bij een vonnis van een krijgsraad of eene militaire commissie.”

Deze wet—zonder eenigen twijfel ontsproten uit het aangroeijende gevaar van den geest van misnoegdheid, die door de vrienden der slavernij in het Noorden opgewekt was—breidde de magt van den President in zulk eene mate uit, dat zij aan vele democraten onwelkom was. De misnoegden stonden er nu ieder oogenblik voor bloot om door den sterken arm der militaire wet aangegrepen te worden, en de weldadige uitwerking van deze wet openbaarde zich al spoedig in het oogenblikkelijke en geheele ophouden van alle bemoeizucht met aanwervingen van soldaten.

Dit was tevens het vermaarde tijdperk, dat sedert met den naam van het oorlogssaizoen van 1862 bestempeld is. De zomer was getuige geweest van de  nederlaag van het groote leger van M'Clellan, hetwelk met zoo veel zelfvertrouwen tot de verovering van Richmond opgetrokken was. Het werd door de zuidelijke bajonetten verdreven, waardoor de neêrslagtigheid in het Noorden algemeen werd. Het zou ons te ver afleiden, als wij hier uitvoerig wilden handelen over de twisten, die er na deze ramp ontstonden over dengene, die er verantwoordelijk voor was. De vrienden van generaal M'Clellan verdedigden hunnen held met den grootsten ijver, en laadden al de schande op den President en zijn Secretaris van Oorlog, terwijl de aanhangers der regering deze met gelijken ijver tegen alle aanvallen verdedigden en de nederlaag enkel en alleen aan de onbekwaamheid en de vreesachtigheid van M'Clellan toeschreven. Het valt moeijelijk om de uitspraak van den toekomstigen en onpartijdigen geschiedschrijver vooruit te loopen. Maar door weinige beoordeelaars in den tegenwoordigen tijd zal de schuld op de regering geworpen worden.

Generaal Pope werd tot opvolger van M'Clellan in het bevel over het leger van de Potomac benoemd; en op den 27sten Augustus gelastte generaal Halleck, die naar Washington ontboden was, aan generaal M'Clellan om het geheele bestuur op zich te nemen van het zenden van troepen van Alexandrië ter versterking van de legermagt van generaal Pope, die door het leger der zuidelijken in de nabijheid van Warrenton duchtig in het naauw gebragt werd.

De President Lincoln toonde zich in zijne geheele briefwisseling met generaal M'Clellan zoo bedaard als hij maar zijn kon. Hij berispte altijd met gematigdheid; en ofschoon hij nu en dan misschien een weinig sarcastisch geweest is in zijne antwoorden op de klagten van den bevelhebber, waren deze antwoorden toch altijd op een gemeenzamen toon en gewoonlijk in den vorm van brieven gesteld.

 

Het Noorden was door dezen ongelukkigen zomer met angst en vrees vervuld, maar de verslagene harten werden opgebeurd door de roemrijke geruchten van Hooker en Burnside bij Antietam en Penyville, die, al waren het ook geene werkelijke overwinningen, het land in allen gevalle van de invallen der vijanden bevrijdden.

Op het Congres, dat in December daaraanvolgende bijeenkwam, hield Lincoln eene rede, die zich door wijze gematigdheid kenmerkte. De vrienden der afscheiding, zoowel in het Noorden als in het Zuiden, hadden de onregtvaardigheid en de ondoordachtheid van den oorlog, tegen het Zuiden gevoerd, sterk doen uitkomen en beweerd, dat de strijd slechts eene poging tot het verkrijgen der opperheerschappij was. Lincoln weêrlegde deze beschuldiging door de dwaasheid en onmogelijkheid eener afscheiding aan te toonen en de aanneming van maatregelen aan te bevelen, welke voor immer de drogredenaars tot zwijgen moesten brengen, die beweerden, dat het Noorden even onverschillig omtrent de regten der slaven was als het Zuiden en de verdediging dier regten slechts als een voorwendsel tot den strijd bezigde. Hij besloot zijne rede met de aanbeveling van de volgende resolutie en artikelen, als amendementen op de Constitutie der Vereenigde Staten:

»Er wordt door den Senaat en het Huis der Vertegenwoordigers der Vereenigde Staten van Amerika, op het Congres vereenigd, besloten:

»Dat de volgende artikelen aan de Wetgevende Vergaderingen (of conventiën) van de verschillende staten zullen voorgesteld worden als amendementen op de Constitutie der Vereenigde Staten, en dat, in geval al deze artikelen of een daarvan door drie vierden van de genoemde Wetgevende Vergaderingen (of conventiën) aangenomen worden, zij als een bestanddeel of als bestanddeelen van de genoemde Constitutie zullen gelden, namelijk:

 

»Artikel.—Iedere staat, waarin de slavernij nu bestaat en welke deze zal afschaffen vóór den eersten Januarij van het jaar onzes Heeren negentien honderd, zal eene schadeloosstelling van de Vereenigde Staten ontvangen, op de volgende wijze:

»De President van de Vereenigde Staten zal aan zulk een Staat obligatiën van de Vereenigde Staten afgeven, een interest opleverende van .... percents jaars tot een bedrag van .... voor iederen slaaf, welke obligatiën aan zulk een staat in termijnen of in eens zullen afgegeven worden, wanneer de slavernij daarin geheel afgeschaft is. Iedere staat, die de bovengenoemde obligatiën ontvangen heeft en later de slavernij binnen zijne grenzen weder invoert of duldt, zal aan de Vereenigde Staten de ontvangene obligatiën teruggeven, of de waarde daarvan, met en benevens den interest, die reeds betaald is.

»Artikel.—Alle slaven, die ten gevolge van den oorlog in het werkelijk genot der vrijheid zullen gesteld zijn, en dat wel vóór het einde van den opstand, zullen voor immer vrij zijn; maar alle eigenaars van slaven, die zich niet aan de Unie onttrokken hebben, zullen daarvoor schadevergoeding krijgen volgens denzelfden maatstaf, die vastgesteld is voor staten, welke de afschaffing der slavernij aangenomen hebben, met dien verstande, dat voor geen slaaf tweemaal zal betaald worden.

»Artikel.—Het Congres zal geld beschikbaar stellen, en op andere wijzen zorg dragen voor kolonisatie van vrijverklaarde slaven, met hunne eigene toestemming, op de een of andere plaats of plaatsen buiten de Vereenigde Staten.”

De nederlaag van Burnside bij Fredericksburg, op het einde van 1862, ontmoedigde het Noorden weder; doch spoedig zouden er helderder dagen aanbreken, ofschoon de nederlaag van Hooker bij Chancellorsville  in April daaraanvolgende een ongunstig begin van het nieuwe jaar scheen. Het leger der Zuidelijken deed later een inval in Maryland en Pensylvanië, doch werd bij Gettysburg door de overmagt teruggedreven met een verlies van veertien duizend gevangenen en vijf en twintig duizend geweren en ander wapentuig.

Later werd er een stuk gronds in den omtrek van Gettysburg afgepaald voor een kerkhof tot begraving der duizenden verdedigers der Unie, die bij dit hevige gevecht gesneuveld waren. Tot de plegtige wijding van dit uitgestrekte kerkhof kwam de President en zijn kabinet over, vergezeld door een talrijk militair geleide en eene groote menigte belangstellenden. Edward Everett hield daarbij eene redevoering, waarbij de President nog de volgende schoone woorden voegde:

»Zeven en tachtig jaren geleden hebben onze vaderen op het vasteland van Amerika een nieuw volk doen ontstaan, in vrijheid ontvangen en vast in de overtuiging, dat alle menschen gelijke regten hebben. Thans zijn wij in een grooten burgeroorlog gewikkeld, waarin zal blijken, of dat volk, of eenig volk, in vrijheid en gelijkheid geteeld, kan bestaan. Wij zijn bijeengekomen op een uitgestrekt slagveld van dien oorlog; wij zijn bijeengekomen om een gedeelte daarvan toe te wijden tot eene laatste rustplaats voor hen, die hier hun leven opofferden, opdat die natie zou leven. Het is billijk, dat wij dit doen.

»Maar in zekeren zin kunnen wij dezen grond niet wijden, niet inzegenen, niet heiligen. De dappere mannen, levenden en dooden, die hier gestreden hebben, hebben het beter ingewijd dan wij het doen kunnen. De wereld zal er weinig acht op slaan, zal al spoedig vergeten, wat wij hier zeggen, maar zij kan nooit vergeten, welke heldendaden hier verrigt zijn. Het staat aan ons, de levenden, om ons hier toe te wijden aan het onvoltooide werk, dat zij tot dusverre zoo krachtig bevorderd hebben. Het staat aan ons om ons  hier toe te wijden aan de groote taak, die ons weggelegd is, opdat wij met nieuwe kracht aangegord worden, tot den strijd voor de zaak, waarvoor zij goed en bloed opgeofferd hebben,—opdat wij hier het vaste besluit nemen, dat die dooden niet te vergeefs zullen gestorven zijn,—opdat de natie, onder Gods zegen, tot vrijheid wedergeboren worde,—en opdat de regering van het volk, door het volk en voor het volk nimmer verdelgd worde.”

De gevechten bij Vicksburg en Port-Hudson, waarin de wapenen der Noordelijken de overwinning behaalden, volgden al spoedig op dat bij Gettysburg. Dat bij Vicksburg namelijk had plaats op den 4den Julij en was zeker wel de beste wijze, waarop die nationale heiligen-dag ooit gevierd is.

De vruchten, die dit jaar opgeleverd had, waren van dien aard, dat er overvloedige reden bestond om een dag af te zonderen, ten einde dien aan dankzegging aan God toe te wijden. Diensvolgens schreef Lincoln een dankdag uit bij eene proclamatie, welke zich door nederigheid van inhoud, schoonheid van vorm en opregtheid van gevoel kenmerkte. Wij kunnen ons niet onthouden, haar hier mede te deelen. Zij luidde aldus:

»Het jaar, dat ten einde spoedt, is rijk geweest in zegeningen van een overvloedigen oogst en een gewenschten gezondheidstoestand. Bij deze weldaden, in wier genot wij ons zoo bestendig mogen verheugen, dat wij maar al te zeer geneigd zijn om de bron te vergeten waaruit zij voortvloeijen, hebben zich nog andere gevolgd, die van zulk een buitengewonen aard zijn dat zij zelfs het hart moeten treffen, dat doorgaans ongevoelig is voor de steeds wakende Voorzienigheid van den almagtigen God.

»Te midden van een burgeroorlog, die met ongehoorde verbittering gevoerd wordt en somtijds aanleiding dreigde te geven tot een inval van vreemde mogendheden,  is de vrede met alle natiën bewaard gebleven, is de orde gehandhaafd, zijn de wetten geëerbiedigd en gehoorzaamd, en heeft er allerwege eene goede verstandhouding geheerscht, behalve op het tooneel des oorlogs, welk tooneel echter zeer verkleind is door het voortrukken van de land- en zeemagt der Unie.

»Het was noodzakelijk om geld en kracht, die in vreedzamer tijden tot andere doeleinden gebezigd worden, tot de verdediging des lands aan te wenden, maar toch hebben de landbouw, de koophandel en de zeevaart niet behoeven stil te staan. De bijl heeft de grenzen van onze koloniën uitgebreid, en de mijnen, zoo wel van ijzer en steenkolen als van kostbare metalen, hebben zelfs meer dan vroeger opgebragt. De bevolking is gedurig toegenomen, niettegenstaande de verwoestingen, welke in het legerkamp, bij belegeringen en op het slagveld aangerigt zijn; en het land, dat zich mag verheugen in de gevolgen van toenemende sterkte en kracht, mag de volgende jaren te gemoet zien met de hoop op eene uitbreiding der vrijheid.

»Geen menschelijke raad heeft deze groote dingen ontworpen, geen sterfelijke hand heeft ze gewrocht. Het zijn de genadegaven van den Allerhoogsten God, die, terwijl hij zijn toorn over onze zonden had kunnen uitstorten, ons nogtans in genade gedachtig geweest is.

»Het is mij wenschelijk voorgekomen, dat die weldaden door het geheele Amerikaansche volk als met één hart en ééne stem plegtig, eerbiedig en dankbaar erkend worden. Ik noodig mijne medeburgers in ieder gedeelte der Vereenigde Staten, en tevens hen die op zee zijn, alsmede hen, die hun verblijf in vreemde landen houden, daarom uit om den laatsten Donderdag in November af te zonderen tot het houden van een dank en bededag, toegewijd aan onzen weldoenden Vader, die in de hemelen woont. En ik beveel hun aan, dat  zij, terwijl zij Hem de verschuldigde offers brengen voor zulke merkwaardige verlossingen en zegeningen, tevens met ootmoedig berouw over de verkeerdheid en de ongehoorzaamheid des volks, al diegenen in zijne hoede aanbevelen, welke door den beklagenswaardigen burgeroorlog, waarin wij zonder ons toedoen gewikkeld zijn, weduwen, weezen, treurenden of lijdenden geworden zijn, en dat zij vurig smeeken om de tusschenkomst van de hand des Almagtigen tot heeling van de wonden der natie en tot herstelling, zoo spoedig als dit met de goddelijke bedoelingen overeenkomstig is, van het volle genot van vrede, eensgezindheid en rust.”

Het zij ons vergund om hier nog een gedeelte van den brief mede te deelen, waarin Lincoln aan generaal Grant zijne erkentelijkheid betuigt voor de inneming van Vicksburg. Uit deze brief toch blijkt de openhartigheid en de nederigheid van den President. Hij luidt aldus:

Washington, 13 Julij 1863.

»Mijn waarde generaal!

»Ik kan mij niet herinneren, dat ik u ooit persoonlijk ontmoet heb. Ik schrijf u dezen tot eene dankbare erkentenis van de bijna onschatbare dienst, die gij aan het vaderland bewezen hebt. Ik schrijf u dezen om u nog meer te zeggen. Toen gij in de nabijheid van Vicksburg gekomen waart, dacht ik, dat gij terstond zoudt doen, wat gij eindelijk gedaan hebt.... Ik dacht dat gij u met generaal Banks zoudt vereenigen, en toen gij noordwaarts opruktet, vreesde ik, dat dit eene verkeerde beweging was. Ik wil daarom hierbij de gulle  bekentenis voor u afleggen, dat gij de zaak goed beschouwd hebt, terwijl mijne inzigten verkeerd waren.

»Met alle achting

»A. Lincoln.

»Aan den generaal-majoor Grant.”

Op den 9den December 1863 hield Lincoln de jaarlijksche openingsrede in het Congres. In eene proclamatie, die daarbij tevens uitgevaardigd werd, deed Lincoln, ingevolge een vroeger besluit van het Congres, het aanbod van eene »algemeene amnestie” aan alle burgers der oproerige staten, die geneigd zouden zijn om een eed af te leggen tot de ondersteuning van de constitutie der Vereenigde Staten en van alle wetten, »met betrekking tot de slaven” uitgevaardigd. Er werden daarbij echter eenige uitzonderingen gemaakt ten opzigte van de ambtenaren en agenten van de »zoogenoemde geconfedereerde regering.” De proclamatie deelde insgelijks mede, »dat wanneer er in een van de afgescheidene staten een getal personen was, niet minder bedragende dan een tiende gedeelte der stemhebbende bevolking, dat de vroegere staatsregeling hersteld wilde hebben, zulks aan een zoodanigen staat het regt zou geven om weder in de Unie opgenomen te worden. De wijsheid van deze beide maatregelen bleek al spoedig uit den afval van duizenden personen van de oproerige staten, die zich haastten om den vereischten eed af te leggen, en uit de bijzonderheid, dat daardoor twee belangrijke staten tot de Unie teruggebragt zijn.

Terwijl de afgescheidene staten zich op deze wijze, tengevolge van eene verstandige en verdraagzame politiek, geneigd betoonden om tot de Unie terug te keeren, werd er tevens eene verandering opgemerkt in de wijze, waarop de Noordelijken zich omtrent de Zuidelijken  uitlieten. Dit bleek ten duidelijkste uit de meerdere gematigdheid, die er in het Huis der vertegenwoordigers omtrent hen aan den dag gelegd werd. Eene gestrenge afkeuring van het gedrag van den secessionist Harris uit Maryland, en van zijn medestander, Alexander Long, uit Ohio, werd door het Huis met groote meerderheid van stemmen aangenomen.

Op den eersten dag der zittingen van het Congres, in de laatste dagen van Februarij, werd er een besluit, waarbij een luitenant-generaal over het leger aangesteld werd, door de beide Huizen aangenomen en door den President bekrachtigd. Aller oogen waren nu gevestigd op generaal Ulysses S. Grant, den held in zoovele overwinningen, die zoo al niet de ijverigste en de onbaatzuchtigste, dan toch de gelukkigste aanvoerder geacht werd in een oorlog, waarin zoovele officieren zich eene hooge plaats in de achting des volks verworven hadden. Hij werd dan ook als de meest geschikte persoon beschouwd om dezen hoogen rang, waaraan zulk eene zware verantwoordelijkheid verbonden was, te bekleeden. Terstond werd hij tot luitenant-generaal benoemd, en zijne benoeming op den tweeden Maart met eenparige stemmen door den Senaat bekrachtigd. Onmiddellijk werd hij naar Washington ontboden, ontving zijne aanstelling en begon aanstonds toebereidselen te maken tot een grooten veldtogt, waarbij de vereenigde legers van het Oosten en Westen eene poging zouden doen om den strijd tot eene beslissing te brengen.

De krijgstogten, reeds vroeger in Florida en Louisiana ondernomen, waren geene gunstige voorteekenen voor het zomersaizoen: het fort Pillow aan den Mississippi, en Plymouth in Noord-Carolina waren door de rebellen veroverd en deze verovering werd gevolgd door een bloedbad, zoo barbaarsch, dat de wedergade daarvan in vroegere eeuwen niet te vinden is. Doch de groote legers van Oostelijk-Tennessee en in Virginië, die duchtig versterkt  waren door middel van nieuwen toevoer en door het verwijderen van troepen uit plaatsen, waar zij niet veel konden uitrigten, werden in een toestand gebragt om den genadeslag aan eene wankelende zamenzwering toe te brengen.

Het zou ons te ver afvoeren, als wij hier de verschrikkelijke reeks van gevechten wilden opsommen, die aan de verovering van Richmond voorafgingen en waardoor het vierde jaar van den oorlog gekenmerkt werd. Zij liggen nog versch in het geheugen der geheele beschaafde wereld. Het zij voldoende te zeggen, dat, ofschoon de streken, waarin deze bloedige gevechten geleverd werden, door menigeen slechts beschouwd werden als het tooneel van eene vruchtelooze verspilling van menschenlevens, de volgende gebeurtenissen toch bewezen hebben, dat generaal Grant door deze verschrikkelijke gevechten juist der Confederatie haren steun ontnomen heeft. Het was in den zomerveldtogt van 1864, dat generaal Lee de krachtigste pogingen aanwendde en aan zijn geduchten aanvaller de gevoeligste slagen toebragt; maar het was desniettemin veeleer in 1864 dan in de laatste gevechten van den oorlog, dat de strijd beslist werd. Het generaalschap van Grant werd overijld veroordeeld uithoofde van zijne poging om datgene wat de vrucht van krijgsbeleid had moeten zijn door meer kracht ten uitvoer te brengen; maar de uitkomst heeft geleerd, dat hij den staat van zaken beter begrepen heeft dan zijne beoordeelaars.

In deze krijgsbedrijven was Lincoln slechts van verre betrokken, daar zijne eenige verdienste bestond in de schranderheid, welke hij aan den dag legde in zijne waardering van waarachtig militair genie en in de benoeming van generaal Grant tot den pas geschapen post van luitenant-generaal van de legers der Vereenigde Staten. Het ligt meer in het doel van dit werkje om te gewagen van die civiele maatregelen, waarin hij meer  onmiddellijk betrokken was. Bijna al deze maatregelen hadden min of meer regtstreeks betrekking op de instelling der slavernij. Lincoln was gedurig meer overtuigd geworden, dat de slavernij de kanker was, die zoo lang aan de republiek geknaagd had, en daarom bedreigde hij haar nu met geheele vernietiging. Tot uitvoering daarvan wendde hij alles aan wat in zijn vermogen was.

Wij hebben gezien dat de voorbereidende maatregelen tot afschaffing der slavernij reeds in September 1862 genomen waren. Daarop volgden nu andere, gedeeltelijk van den kant der afzonderlijke staten, gedeeltelijk van den kant der geheele natie. De wet op de voortvlugtige slaven, die sedert hare uitvaardiging zulk eene groote ergernis bij alle weldenkende menschenvrienden in Amerika te weeg gebragt had, werd afgeschaft. Eene wet werd aangenomen, die het onmogelijk maakte, dat een der afgescheidene staten, zelfs al was deze geneigd tot hereeniging, weder in de Unie kon opgenomen worden op eenige andere voorwaarde dan die der afschaffing van de slavernij. De emancipatie werd ten uitvoer gebragt in Westelijk-Virginië, hetwelk in de handen der Noordelijken gebleven was; zoo ook werd in de staten Missouri, Arkansas en Maryland iedere slaaf vrij verklaard. Er werden schikkingen gemaakt om de Territoriën Colorado, Nebraska en Nevada als vrije staten te erkennen. Idaho, Montana, Dacotah en Arizona—die geene genoegzame blanke bevolking hadden om als staten op te treden—werden nogtans als vrije Territoriën erkend. Een ander besluit gaf aan de negers hetzelfde regt als de blanken om voor de geregtshoven der Vereenigde Staten zoowel te procederen als getuigenis af te leggen.

De maatschappelijke inrigtingen hielden gelijken tred met de ontwikkeling der staatswetten; en in het district Columbia werd de gelijkheid van den neger en den blanke ten volle erkend. Het industriële vraagstuk—dat  door de deelgenooten aan de misdaad der slavernij en hunne medepligtigen als onoplosbaar beschouwd werd—werd tevens bevredigend opgelost. De vrije arbeid werd op talrijke plantages in Zuid-Carolina, Louisiana, Tennessee, in één woord overal, waar de wapenen der federalisten de overwinning behaalden, ingevoerd. In Virginië, Zuid-Carolina en andere staten werden scholen opgerigt ter opvoeding van vrijgelatene slaven. De vrouwen en de kinderen van alle vrijgelatene slaven, die tot de militaire en civiele dienst der Vereenigde Staten gebezigd werden, werden vrij verklaard. Alle negers, onverschillig of zij slaven of vrijen waren, werden beschouwd als burgers van den staat en als tot de krijgsdienst geregtigd. Deze maatregelen droegen zelfs op Zuidelijk grondgebied de goedkeuring weg. Een gedeelte der bevolking van Arkansas, Tennessee, Louisiana en Florida wenschte weder in de Unie opgenomen te worden op voorwaarde, dat zij vrijheid aan allen zouden verleenen en de slavernij afschaffen en tegenwerken. Met eene meerderheid van twee derden der stemmen in den Senaat, en met een gelijk overwigt in het andere Huis werd besloten tot de geheele afschaffing der slavernij. De republikeinsche partij maakte, bij het opstellen van haar programma voor de verkiezingen van een President en andere hooggeplaatste personen in 1864, de afschaffing der slavernij tot den grondslag van de regering des lands. De federale regering verbond zich plegtig en noodzaakte ook hare opvolgers om nooit eenig persoon in dienst te hebben, die een slaaf was. Om het geheel te bekroonen en dit grootsche gebouw te voltooijen, droegen meer dan honderd vijftigduizend negers de uniform der Unie en vochten dapper onder hare vanen. Hierop komen de maatregelen neder, die door Lincoln genomen werden tegen het gebouw van Anglo-Afrikaansche slavernij, waarvan hij de door den hemel gestemde omverwerper was.

 

De voorjaarsverkiezingen van 1864 in New-Hampshire, Connecticut en Rhode-Island, bewezen nog meer bepaald dan die van het vorige jaar, dat de regering een steun verkregen had in het vertrouwen en de toegenegenheid des volks. Dat dit verblijdende gevolg regtstreeks met den persoon van Lincoln in verband stond, blijkt uit het feit, dat de regeringspartij in elke van de genoemde staten zich, zonder eenig verschil van meening, ten gunste van zijne herkiezing verklaard had. In twaalf andere staten verlangde de volksstem, zoo als zij door conventiën of wetgevende vergaderingen uitgesproken werd, bijna te gelijker tijd en met dezelfde eenparigheid en geestdrift, dat Lincoln het Presidentschap nog vier jaren zou blijven bekleeden. Een dergelijk gevoelen scheen er in iederen anderen Staat, die aan de Unie getrouw gebleven was, te heerschen. Sedert de dagen van den President Monroe, had de volksgeest zich niet zoo sterk geopenbaard.

De waarschijnlijke uitslag van de verkiezing was reeds weken, voordat zij plaatshad, duidelijk. Generaal M'Clellan had, toen hij door de vredes-democraten tegenover Lincoln geplaatst werd, eene schoone kans om te slagen. De verdere voortzetting van den oorlog scheen bijna hopeloos te zijn en was zeer onwelkom aan een groot gedeelte der noordelijke bevolking. Ten gevolge van deze tegenzin in den oorlog en een daarmede gepaard verlangen naar vrede, dat bij iederen mislukten aanval, die op de schijnbaar onoverwinnelijke borstweringen bij Richmond gedaan werd, toenam, werd de verkiezing van generaal M'Clellan, den democratischen kandidaat, een geruimen tijd min of meer zeker. De val van Atlanta echter had een dubbel schadelijken invloed op zijne kandidatuur, daar deze terstond nieuwe hoop op en nieuw vertrouwen in de noordelijke staten inboezemde, en eene verandering in zijne politiek te weeg bragt, welke hem gedeeltelijk beroofden van de ondersteuning zelfs van  hen, die voortdurend om vrede bleven roepen. In één woord, na gewankeld te hebben tusschen de beide fractiën van zijne partij, de democraten, die voor den oorlog, en de democraten, die voor den vrede waren, was de voorspoed der federale wapenen de oorzaak, dat hij zich bij de eerstgenoemden aansloot en dus alle aanspraak op ondersteuning van die partij, welke voor den vrede gestemd was, verbeurde.

Lincoln werd met eene groote meerderheid van stemmen herkozen. Er kan geen twijfel bestaan, dat deze gebeurtenis op zich zelve niet weinig bijgedragen heeft tot de zegepraal van de zaak der Unie. De Zuidelijken hadden het einde van het Presidentschap van Lincoln in angstige spanning afgewacht. De hoop, dat de partijtwisten, die de verkiezing van een President gewoonlijk vergezellen, allerlei verdeeldheden onder hunne vijanden zouden te weeg brengen, had er toe bijgedragen om hun de bovennatuurlijke inspanningen van het laatste jaar van den oorlog te doen doorstaan. Nu deze hoop in rook vervlogen was, hadden zij niets anders dan het treurige vooruitzigt, dat zij nogmaals vier jaren lang eene wanhopige worsteling zouden moeten voeren. Het is niet mogelijk om te ontkennen, dat de diepe verslagenheid, die uit dit ontmoedigend en hoopeloos vooruitzigt voortvloeide, veel bijgedragen heeft om de ontknooping te verhaasten. Die ontknooping was veel naderbij dan zelfs de meest wanhopende Zuidelijken of de meest hopende Noordelijken zich voorstelden; want terwijl het leger der federalisten het voornemen had om de legermagt der afgescheiden staten langzaam te doen terug wijken, bleef generaal Lee Richmond nog altijd bezet houden met eene hardnekkigheid, die een voorteeken scheen, dat de strijd vooreerst nog niet zou eindigen.

Doch terwijl de evenaar van de schaal, waarin het lot der uitgestrekte republiek lag, op het groote middelpunt  der vijandelijkheden nog steeds in beweging was, had er onverwachts eene gebeurtenis plaats, die het geheele aanzien van den strijd binnen weinige weken veranderde. De inneming van Vicksburg had de gemeenschap tusschen de geconfedereerden reeds op één punt afgesneden, en nu voltooide de verovering van Atlanta, waar vier spoorweglijnen, die alle deelen der confederatie met elkander verbonden, zamen liepen, de verdeeling en de afscheiding van de verschillende gedeelten daarvan. De inname van Savannah en Branchville voltooide de zaak en bragt de confederatie in een toestand, die haar de mogelijkheid benam, om hare geheele magt naar willekeur bijeen te brengen, waardoor zij zich vroeger uit zoovele moeijelijkheden gered had.

Desniettemin hield de pers der geconfedereerden, die tot het laatst toe een hoogen toon bleef voeren en de bevolking met eene valsche hoop misleidde, niet op met schoonschijnende redenen bij te brengen voor de dralende politiek van generaal Johnston, die—men voorspelde het gedurig—Sherman spoedig tot den aftogt zou noodzaken of hem met behulp der troepen van Lee verslaan.

Ondertusschen was Charleston na een beleg, waarvan geen voorbeeld in de geschiedenis bestaat, door zijne verdedigers verlaten en verbrand, en eindelijk ook Wilmington ingenomen. Na den afloop van dit verschrikkelijke treurspel viel de gordijn te midden van bloed en moord. Het laatste van de lange reeks gevechten over het bezit van Richmond was het bloedigste. Het getal dooden en gekwetsten bedroeg omstreeks tien duizend man, van welke verreweg het grootste gedeelte zuidelijken waren. Een week later, op den 9den April 1865, gaf generaal Robert Lee zich met zijn leger onvoorwaardelijk aan den waarnemenden opperbevelhebber van de krijgsmagt der federalisten over.

 

Het is misschien nog wat te voorbarig om te zeggen, dat de oorlog nu ten einde is. Kleine corpsen van heethoofden zullen welligt nog maanden, mogelijk jaren, voortgaan met het voeren van een ongeregelden krijg in afgelegene en ontoegankelijke gedeelten van de Zuidelijke Staten, en zonder twijfel ten minste even moeijelijk tot geheele onderwerping gebragt worden als die Indianen, welke de geheele magt der Vereenigde Staten jaren lang getart hebben. Zulk eene wijze van oorlogvoeren moet door het Zuiden nog meer dan door het Noorden tegen gegaan worden. Toch valt er niet aan te twijfelen, dat de waarschijnlijkheid van zulk een afloop van den grooten strijd ten minste zeer groot is. De raddraaijers van het Zuiden zijn mannen met een hartstogtelijk karakter en een ontembaren geest, en bevinden zich nu in een wanhopigen toestand. Hun lot is verbeurdverklaring, en als zij gevangen genomen worden, misschien de dood. Hun invloed op velen van hen, die zoo lang onder hen gediend hebben, moet ontzaggelijk zijn, en zal mogelijk het zijne bijdragen tot het bieden van een tegenstand, die welligt de verschrikkingen van een langdurigen, ongeregelden oorlog over het land zal brengen. Een verzoenende politiek van den kant van het Noorden zou zeker veel bijdragen om eene ontknooping van dien aard te verhinderen door de Zuidelijken zelven tegen zulke wanhopige maatregelen in te nemen.

Tot aan den dood van Lincoln vermoedde men algemeen en met reden, dat er zachte maatregelen ten opzigte van de Zuidelijken genomen zouden worden. Wel is waar had Lincoln zelf geenerlei bepaald plan tot verzoening ontwikkeld; maar zoo groot was het vertrouwen, dat overal in zijne wijsheid, welwillendheid en gematigdheid gesteld werd, dat iedereen in Europa zich had beginnen gerust te stellen met de overtuiging, dat eene wijze langmoedigheid zou gebezigd  worden als het krachtigste middel om oude grieven uit te wisschen en de bevolking van het Noorden en het Zuiden, die van elkander vervreemd gemaakt waren, zoowel in een maatschappelijken als in een politieken zin te hereenigen. Deze hoop was verlevendigd door de weinig voorzigtige, maar welwillende uitdrukkingen die hij zich had laten ontvallen. Hij had zich welwillend omtrent Lee uitgelaten, en men zegt, dat zijne uitspraken in den ministerraad in denzelfden geest geweest zijn. Doch terwijl iedereen, wiens hart warm voor het heil der menschheid klopt, gretig uitzag naar den eersten stap tot verzoening, welke op deze wijze reeds afgeschaduwd was, viel de President van Amerika, tot verbazing en afschuw van de geheele beschaafde wereld door de hand van een moordenaar.

Wat nu volgt, is het officiëele verslag van den dood van den President Lincoln, dat aan den gezant te Londen toegezonden is. Wij willen daarmede dit werkje besluiten.

»Washington, 15 April 1865.

»Mijnheer!

»Ik moet den treurigen pligt vervullen om u mede te deelen, dat Zijne Excellentie Abraham Lincoln, President van de Vereenigde Staten, gisteren avond omstreeks half elf in zijne particuliere loge in »Ford's Theatre” te dezer stede vermoord is. De President begaf zich omstreeks acht ure met Mrs. Lincoln naar den genoemden schouwburg. Nog een heer en eene dame zaten bij hem in de loge. Omstreeks half elf, gedurende de pauze, drong de moordenaar de loge, waarvan de deur onbewaakt was, binnen, naderde den President van achteren en loste een pistoolschot op zijn hoofd. De kogel ging het achtergedeelte van zijn hoofd in en drong er bijna  geheel doorheen. Daarop sprong de moordenaar uit de loge op het tooneel, onder het zwaaijen van een groot mes of dolk en onder den uitroep: »Sic semper tyrannis!” en verdween zoo op den achtergrond van het tooneel. Onmiddellijk na het lossen van het schot viel de President bewusteloos op den grond neder en bleef in dien toestand tot heden ochtend tien minuten vóór half acht, toen hij den laatsten adem uitblies. Omstreeks denzelfden tijd, waarop de moord in den schouwburg gepleegd werd, vertoonde zich een andere moordenaar aan de deur der woning van Mr. Seward. Hij werd het huis binnengelaten op zijne bewering, dat hij een geneesmiddel van den dokter van Mr. Seward bij zich had, dat hij hem zelf moest toedienen, en snelde naar de kamer op de derde verdieping, waar Mr. Seward te bed lag. Hij trof onderweg Mr. Frederich Seward aan, gaf deze een slag op het hoofd, bragt hem verscheidene wonden toe en verbrijzelde den schedel op twee plaatsen; men vreest, dat de wonden doodelijk zullen zijn. Hij spoedde zich daarop naar de kamer, waar Mr. Seward te bed lag en door een jong meisje, zijne dochter, en een knecht opgepast werd. De knecht kreeg een stoot in de longen en zal daaraan naar alle waarschijnlijkheid wel sterven. De moordenaar stak Mr. Seward daarop met een mes of dolk tweemaal in de keel en tweemaal in het gezigt, zoodat hij hem verschrikkelijke wonden toebragt. Op dit oogenblik kwamen de majoor Seward, de oudste zoon van den Secretaris, en een andere knecht het vertrek binnen en snelden toe om den Secretaris te ontzetten; zij werden bij die worsteling insgelijks gewond, en de moordenaar ontsnapte. Geen slagader of belangrijk bloedvat werd door een van de wonden, aan den Secretaris toegebragt, getroffen, maar hij bleef toch gedurende een geruimen tijd bewusteloos ten gevolge van bloedverlies. Men heeft eenige hoop op zijn herstel. Terstond na  den dood van den President werd daarvan kennis gegeven aan den Vice-President Johnson, die juist in de stad was, en op wien de waardigheid van President nu overgaat. Hij zal van daag het Presidentschap aanvaarden en de vervulling der pligten, daaraan verbonden, op zich nemen. De moordenaar van den President is herkend, en men heeft de bewijzen in handen, dat deze verschrikkelijke misdaden gepleegd zijn op last van eene zamenzwering, door rebellen gesmeed en tot stand gebragt onder het voorwendsel om het Zuiden te wreken en de zaak der rebellen bevorderlijk te zijn; maar het is te hopen, dat de eigenlijke daders zullen gevat worden. De ontsteltenis, door deze afschuwelijke misdaden te weeg gebragt, is zoo hevig, zoo plotseling en zoo overweldigend, dat ik voor het tegenwoordige niet meer kan doen dan haar aan u mededeelen. Gisteren morgen in de vroegte woonde de President een kabinetsraad bij, waarbij ook generaal Grant tegenwoordig was. Hij zag er opgeruimder uit dan ik hem ooit gezien heb, verheugde zich in het vooruitzigt op een vasten en duurzamen vrede in het binnenland en met het buitenland, en legde in eene hooge mate die welwillendheid en menschlievendheid van zijn karakter en die vergevensgezindheid aan den dag, waardoor hij zich steeds onderscheiden heeft. Er was kennis gegeven, dat hij en generaal Grant dien avond in den schouwburg zouden komen, en de gelegenheid om den luitenant-generaal bij het getal der slagtoffers, die vermoord zouden worden, te voegen, droeg zonder twijfel bij tot de volvoering der plannen, die reeds sedert eenige weken beraamd schijnen geweest te zijn, maar generaal Grant werd verhinderd om tegenwoordig te wezen en ontkwam op die wijze aan de plannen, die tegen hem gesmeed waren. Het is niet noodig iets te zeggen omtrent den invloed, welke deze afschuwelijke moord van den President op de zaken des lands zal  uitoefenen, maar ik wil er alleen bijvoegen, dat, hoe gruwelijk de wreedheden zijn, door de vijanden des lands gepleegd, deze waarschijnlijk niet in staat zullen wezen om eenige verandering te brengen in de stemming van het publiek of de geheele tenonderbrenging van den opstand tegen te werken. Met diepe droefheid over de gebeurtenissen, welke ik overeenkomstig mijn pligt aan u moest mededeelen, heb ik de eer mij met de meeste achting te noemen,

»Uw gehoorzamen dienaar,
»Edwin M. Stanton.”


3) Zoo veel als Minister.


 


 

INHOUD.


Bladz.
Voorwoord.

HOOFDSTUK I.
De voorouders van Lincoln.—Zijne geboorte.—Zijne ouders.—Verandering van woonplaats.—Dood zijner moeder.—Zijn leeslust.—Hij wordt praamschipper.—Vertrek naar Illinois.—Hij staat bekend als „de brave Bram”.—Hij neemt als vrijwilliger dienst
114

HOOFDSTUK II.
Lincoln wordt tot kandidaat voor de wetgevende vergadering benoemd.—Hij wordt winkelier en postmeester, later landmeter.—Zijne regtsgeleerde studiën.—Op het Congres.—De strijd over de verkiezingen in 1854.—Een belangrijk verschil in den Senaat.—Bezoek aan Kansas en New-York.—Redevoering in het Cooper-Instituut.—Een merkwaardig voorval
1542

HOOFDSTUK III.
De beginselen der afscheiding.—De verkiezing van Lincoln tot President.—De zamenzweerders.—De reis van den verkozen President van Illinois naar Washington.—De inhuldiging.—De afscheiding der Zuidelijke Staten.—De gebeurtenissen van den Oorlog.—Dood van Abraham Lincoln
4389

Overzicht aangebrachte correcties

De volgende correcties zijn aangebracht in de tekst:

PlaatsBronCorrectie
Blz. 6[Niet in Bron.].
Blz. 8[Niet in Bron.].
Blz. 10MissisippiMississippi
Blz. 10MissisippiMississippi
Blz. 11opom
Blz. 19MrsMrs.
Blz. 21M' DougalM'Dougal
Blz. 22afschaffigafschaffing
Blz. 27,.
Blz. 30TrumballTrumbull
Blz. 30[Niet in Bron.]
Blz. 30MrMr.
Blz. 32[Niet in Bron.].
Blz. 34,.
Blz. 35[Niet in Bron.]
Blz. 36ChicagsChicago
Blz. 41.,
Blz. 43[Niet in Bron.].
Blz. 485den5den
Blz. 49MissisippiMississippi
Blz. 49MissisippiMississippi
Blz. 50,[Verwijderd.]
Blz. 51IndianopolisIndianapolis
Blz. 51 aan[Verwijderd.]
Blz. 52ScotScott
Blz. 53officieeleofficiëele
Blz. 56nituit
Blz. 56[Niet in Bron.]»
Blz. 56znlkzulk
Blz. 60[Niet in Bron.].
Blz. 61geestdrijftgeestdrift
Blz. 63bebbenhebben
Blz. 63,.
Blz. 64AugustnsAugustus
Blz. 64kwestienkwestiën
Blz. 64.,
Blz. 71.,
Blz. 779den9den
Blz. 77[Niet in Bron.]
Blz. 78MarrylandMaryland
Blz. 78OnmiddelijkOnmiddellijk
Blz. 78bloedbladbloedbad
Blz. 83[Niet in Bron.].
Blz. 86ExcelentieExcellentie
Blz. 86[Niet in Bron.].
Blz. 89[Niet in Bron.]»





End of the Project Gutenberg EBook of Abraham Lincoln geschetst in zijn
leven en daden, by George Washington Bacon

*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK ABRAHAM LINCOLN GESCHETST IN ***

***** This file should be named 45767-h.htm or 45767-h.zip *****
This and all associated files of various formats will be found in:
        http://www.gutenberg.org/4/5/7/6/45767/

Produced by The Online Distributed Proofreading Team at
http://www.pgdp.net (This file was produced from images
generously made available by The Internet Archive/American
Libraries.)


Updated editions will replace the previous one--the old editions
will be renamed.

Creating the works from public domain print editions means that no
one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
(and you!) can copy and distribute it in the United States without
permission and without paying copyright royalties.  Special rules,
set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark.  Project
Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
charge for the eBooks, unless you receive specific permission.  If you
do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
rules is very easy.  You may use this eBook for nearly any purpose
such as creation of derivative works, reports, performances and
research.  They may be modified and printed and given away--you may do
practically ANYTHING with public domain eBooks.  Redistribution is
subject to the trademark license, especially commercial
redistribution.



*** START: FULL LICENSE ***

THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK

To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
distribution of electronic works, by using or distributing this work
(or any other work associated in any way with the phrase "Project
Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
Gutenberg-tm License available with this file or online at
  www.gutenberg.org/license.


Section 1.  General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
electronic works

1.A.  By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
and accept all the terms of this license and intellectual property
(trademark/copyright) agreement.  If you do not agree to abide by all
the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.

1.B.  "Project Gutenberg" is a registered trademark.  It may only be
used on or associated in any way with an electronic work by people who
agree to be bound by the terms of this agreement.  There are a few
things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
even without complying with the full terms of this agreement.  See
paragraph 1.C below.  There are a lot of things you can do with Project
Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
works.  See paragraph 1.E below.

1.C.  The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
Gutenberg-tm electronic works.  Nearly all the individual works in the
collection are in the public domain in the United States.  If an
individual work is in the public domain in the United States and you are
located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
are removed.  Of course, we hope that you will support the Project
Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
the work.  You can easily comply with the terms of this agreement by
keeping this work in the same format with its attached full Project
Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.

1.D.  The copyright laws of the place where you are located also govern
what you can do with this work.  Copyright laws in most countries are in
a constant state of change.  If you are outside the United States, check
the laws of your country in addition to the terms of this agreement
before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
creating derivative works based on this work or any other Project
Gutenberg-tm work.  The Foundation makes no representations concerning
the copyright status of any work in any country outside the United
States.

1.E.  Unless you have removed all references to Project Gutenberg:

1.E.1.  The following sentence, with active links to, or other immediate
access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
copied or distributed:

This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
almost no restrictions whatsoever.  You may copy it, give it away or
re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.org

1.E.2.  If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
and distributed to anyone in the United States without paying any fees
or charges.  If you are redistributing or providing access to a work
with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
1.E.9.

1.E.3.  If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
with the permission of the copyright holder, your use and distribution
must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
terms imposed by the copyright holder.  Additional terms will be linked
to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
permission of the copyright holder found at the beginning of this work.

1.E.4.  Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
License terms from this work, or any files containing a part of this
work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.

1.E.5.  Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
electronic work, or any part of this electronic work, without
prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
active links or immediate access to the full terms of the Project
Gutenberg-tm License.

1.E.6.  You may convert to and distribute this work in any binary,
compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
word processing or hypertext form.  However, if you provide access to or
distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
form.  Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
License as specified in paragraph 1.E.1.

1.E.7.  Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.

1.E.8.  You may charge a reasonable fee for copies of or providing
access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
that

- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
     the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
     you already use to calculate your applicable taxes.  The fee is
     owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
     has agreed to donate royalties under this paragraph to the
     Project Gutenberg Literary Archive Foundation.  Royalty payments
     must be paid within 60 days following each date on which you
     prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
     returns.  Royalty payments should be clearly marked as such and
     sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
     address specified in Section 4, "Information about donations to
     the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."

- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
     you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
     does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
     License.  You must require such a user to return or
     destroy all copies of the works possessed in a physical medium
     and discontinue all use of and all access to other copies of
     Project Gutenberg-tm works.

- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
     money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
     electronic work is discovered and reported to you within 90 days
     of receipt of the work.

- You comply with all other terms of this agreement for free
     distribution of Project Gutenberg-tm works.

1.E.9.  If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
electronic work or group of works on different terms than are set
forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark.  Contact the
Foundation as set forth in Section 3 below.

1.F.

1.F.1.  Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
collection.  Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
works, and the medium on which they may be stored, may contain
"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
your equipment.

1.F.2.  LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
liability to you for damages, costs and expenses, including legal
fees.  YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
PROVIDED IN PARAGRAPH 1.F.3.  YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
DAMAGE.

1.F.3.  LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
written explanation to the person you received the work from.  If you
received the work on a physical medium, you must return the medium with
your written explanation.  The person or entity that provided you with
the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
refund.  If you received the work electronically, the person or entity
providing it to you may choose to give you a second opportunity to
receive the work electronically in lieu of a refund.  If the second copy
is also defective, you may demand a refund in writing without further
opportunities to fix the problem.

1.F.4.  Except for the limited right of replacement or refund set forth
in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS', WITH NO OTHER
WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
WARRANTIES OF MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.

1.F.5.  Some states do not allow disclaimers of certain implied
warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
the applicable state law.  The invalidity or unenforceability of any
provision of this agreement shall not void the remaining provisions.

1.F.6.  INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
with this agreement, and any volunteers associated with the production,
promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
that arise directly or indirectly from any of the following which you do
or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.


Section  2.  Information about the Mission of Project Gutenberg-tm

Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
electronic works in formats readable by the widest variety of computers
including obsolete, old, middle-aged and new computers.  It exists
because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
people in all walks of life.

Volunteers and financial support to provide volunteers with the
assistance they need are critical to reaching Project Gutenberg-tm's
goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
remain freely available for generations to come.  In 2001, the Project
Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
and the Foundation information page at www.gutenberg.org


Section 3.  Information about the Project Gutenberg Literary Archive
Foundation

The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
Revenue Service.  The Foundation's EIN or federal tax identification
number is 64-6221541.  Contributions to the Project Gutenberg
Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
permitted by U.S. federal laws and your state's laws.

The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
throughout numerous locations.  Its business office is located at 809
North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887.  Email
contact links and up to date contact information can be found at the
Foundation's web site and official page at www.gutenberg.org/contact

For additional contact information:
     Dr. Gregory B. Newby
     Chief Executive and Director
     gbnewby@pglaf.org

Section 4.  Information about Donations to the Project Gutenberg
Literary Archive Foundation

Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
spread public support and donations to carry out its mission of
increasing the number of public domain and licensed works that can be
freely distributed in machine readable form accessible by the widest
array of equipment including outdated equipment.  Many small donations
($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
status with the IRS.

The Foundation is committed to complying with the laws regulating
charities and charitable donations in all 50 states of the United
States.  Compliance requirements are not uniform and it takes a
considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
with these requirements.  We do not solicit donations in locations
where we have not received written confirmation of compliance.  To
SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
particular state visit www.gutenberg.org/donate

While we cannot and do not solicit contributions from states where we
have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
against accepting unsolicited donations from donors in such states who
approach us with offers to donate.

International donations are gratefully accepted, but we cannot make
any statements concerning tax treatment of donations received from
outside the United States.  U.S. laws alone swamp our small staff.

Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
methods and addresses.  Donations are accepted in a number of other
ways including checks, online payments and credit card donations.
To donate, please visit:  www.gutenberg.org/donate


Section 5.  General Information About Project Gutenberg-tm electronic
works.

Professor Michael S. Hart was the originator of the Project Gutenberg-tm
concept of a library of electronic works that could be freely shared
with anyone.  For forty years, he produced and distributed Project
Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.

Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
unless a copyright notice is included.  Thus, we do not necessarily
keep eBooks in compliance with any particular paper edition.

Most people start at our Web site which has the main PG search facility:

     www.gutenberg.org

This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.